#
|
Criteria
|
Toepasbaar op antwoord
|
1
|
Er zijn voorzieningen en middelen aanwezig om nazorgondersteuning te bieden aan de gebouweigenaar en/of -beheerder en de bewoners. Hiervoor wordt een nazorgteam of nazorgmanager aangesteld als contactpersoon.
|
A
|
2
|
Voor gebouweigenaars en/of beheerders van woongebouwen bestaat nazorgondersteuning tenminste uit:
- Voor ingebruikname wordt een bijeenkomst georganiseerd met het nazorgteam of -manager en de gebouwbeheerder met:
- Introductie van het nazorgteam of nazorgmanager en welke nazorgfaciliteiten beschikbaar zijn, de gebruikershandleiding (indien beschikbaar).
- Presentatie van belangrijke informatie, waaronder de ontwerpuitgangspunten.
- Een rondleiding door het gebouw en kennismaking en vertrouwd maken met de aanwezige installaties. Verteld wordt op welke wijze deze bediend moeten worden, met het oog op het ontwerpuitgangspunten en operationele vereisten.
|
A
|
3
|
Voor bewoners van alle typen woningen bestaat nazorgondersteuning tenminste uit:
- De eerste maand na ingebruikname is nazorgondersteuning beschikbaar door wekelijkse aanwezigheid van het nazorgteam of nazorgmanager op locatie.
- Lange termijn nazorgondersteuning is beschikbaar voor tenminste het eerste jaar na ingebruikname voor de bewoners. Bijvoorbeeld via een hulplijn, een aangewezen persoon of een ander geschikt systeem om gebruikers en management van het gebouw te ondersteunen.
|
A
|
4
|
Woongebouw: Er zijn voor de gemeenschappelijke ruimtes voorzieningen en middelen aanwezig voor het verzamelen en monitoren van energie- en waterverbruik gegevens, voor tenminste de eerste 12 maanden dat het gebouw in gebruik is. Dit wordt gedaan om een analyse van verschillen tussen feitelijke en voorspelde prestaties te maken, met het doel om systemen of gebruikersgedrag hierop aan te passen.
|
A
|
5
|
De opdrachtgever, gebouwbeheerder of VVE verplicht zich om een jaar na ingebruikname een eerstejaarsevaluatie uit te voeren door een onafhankelijke derde partij.
|
B
|
6
|
De eerstejaarsevaluatie is bedoeld om de gebruikservaringen en tevredenheid van bewoners te achterhalen, kijkend naar de voorzieningen en maatregelen die in de BREEAM-NL certificering onderdeel van beoordeling zijn. Gericht wordt daarom op onder andere het gebruik, mate van comfort en veiligheid, prestaties, voorzieningen en verbruik.
De resultaten van de evaluatie worden gebruikt om verbetermogelijkheden voor de opdrachtgever of ontwikkelaar, aansturing van beheer voor beheerder en kennisdeling voor stakeholders.
|
B
|
7
|
Via contracten wordt aangetoond dat de installateur en technische beheerders actief in het gebouw aan de slag zullen gaan met de resultaten uit de externe evaluatie.
|
B
|
8
|
De opdrachtgever verplicht zichzelf om op een passende wijze de informatie uit de eerstejaarsevaluatie te publiceren. Het doel hiervan is het delen van goede voorbeelden en verbetermogelijkheden en het informeren over veranderingen in gebruiksgedrag, aansturingstechnieken en procedures. Dit wordt onder andere gedeeld:
- Als onderdeel van interne nieuwsbrief of magazine aan directe belanghebbenden als bewoners en beheerders.
- Als online publicatie voor externen met het oog op kennisdeling.
|
B
|
9
|
Relevante informatie voor publicatie is tenminste bewonerstevredenheid, energie- en waterconsumptie, opwekking van hernieuwbare energie en gebruik van grijs en gerecycled water.
|
B
|
11
|
De onafhankelijk van de derde partij moet op een van onderstaande wijzen aangetoond te worden:
-
- De evaluatie is uitgevoerd door een partij die geen bijdrage heeft geleverd aan het ontwerpproces of het gebruik en die een de methode van de eerstejaarsevaluatie volledig uitvoert.
OF
-
- Als de eerstejaarsevaluatie wordt gedaan door een organisatie die betrokken is bij het ontwerp of gebruik van het gebouw, bijvoorbeeld de projectarchitect of gebouwbeheerder, moet deze organisatie aan de Assessor de onafhankelijkheid van het evaluatieproces van het ontwerpproces kunnen aantonen. BREEAM-NL heeft niet gedefinieerd welke vorm dit bewijs moet hebben. Het ontwerpteam of de relevante persoon is daarbij verplicht om aan de Assessor duidelijk te bewijzen en overtuigen dat er sprake is van een geloofwaardig niveau van onafhankelijkheid.
|
B
|
12
|
De opdrachtgever of gebouwgebruiker certificeert het gebouw met een door BREEAM-NL erkend certificeringssysteem voor gebouwbeheer.
|
C
|
13
|
De volgende keurmerken worden op dit moment erkend:
BREEAM-NL In-Use Woningen v6, certificering van deel 1 en deel 2 samen, waarbij de volgende credits zijn behaald:
- MAN01: Gebruikershandleiding – 2 punten
- MAN02: Betrokkenheid en feedback – minimaal 5 punten
- ENE22: Energieonderzoek – minstens 3 punten
- ENE23: Gebruik van informatie over energiegebruik – 4 punten
- WAT13 Waterverbruik: Monitoren en rapporteren – 2 punten
NB: Als na twee jaar na ingebruikname van het gebouw het certificaat niet kan worden overlegd wordt de status van het BREEAM-NL Nieuwbouw certificaat geëvalueerd.
|
C
|
14
|
Om BREEAM-NL In-Use Woningen V6 voor Beheer toe te passen moet gebruik worden gemaakt van Instructie 120. Deze is te vinden onder het kopje ‘instructies’ op de Downloads pagina van www.breeam.nl
|
C
|
15
|
Beheerders van keurmerken die vinden dat hun keurmerk ook in de lijst past kunnen contact opnemen met DGBC. Deze moeten in ieder geval de volgende onderdelen omvatten:
- Doen van een gebruikerstevredenheidsonderzoek en het verzamelen van energie en waterverbruiksdata.
- Analyse van de verbruiksdata en het tevredenheidsonderzoek om te bepalen of het gebouw juist functioneert en dit bij te sturen als dat nodig is.
- Het stellen en monitoren van doelstellingen voor water en energieverbruik.
|
C
|