Op basis van de aanbevelingen van de ecoloog wordt ecologische waarde toegevoegd aan het project. In de natuurrapportage van LE 02 zijn de huidige waarden, lokale soorten en waarden in de directe omgeving, de potentie en kansen van de ontwikkellocatie onderzocht. De soorten waarvoor een habitat wordt gecreëerd zijn bij voorkeur in de omgeving aanwezig. Het aansluiten op al voorkomende soorten vergroot de kansen van de soort op een succesvolle ontwikkeling (een van de waarden voor natuurpositief bouwen).
De ecoloog moet er met zijn of haar aanbeveling en de implementatie daarvan altijd rekening mee houden, dat gecreëerde habitatten voorzien in de vijf V’s van voortplanting, veiligheid, voedsel, verbinding en variatie. Voor ongewervelden wordt rekening gehouden met microklimaatomstandigheden zoals warmte, vocht en temperatuurwisselingen.
Daarbij worden de voorzieningen gerealiseerd geïntegreerd in, rondom en in de buurt van de woningen. Als er in de buurt van woning al een voorziening is die binnen de habitat voorziet in de V van voeding, kan dit worden geaccepteerd. Is er in de buurt van de woning nog geen voorziening die in een van de V’s kan voorzien, dan moet deze worden gerealiseerd. Is dit niet mogelijk, dan kan dit niet worden geaccepteerd.
Soorten waarvoor habitatten kunnen worden gerealiseerd zijn vogels, vleermuizen, amfibieën, reptielen, ongewervelden en zoogdieren. Zie de creditpagina van LE 04 op richtlijn.breeam.nl voor meer achtergrondinformatie en succesvolle maatregelen om habitatten voor soorten te ontwikkelen.