BREEAM-NL In-Use Utiliteitsbouw V6.0.0

2.3 Gebouw of gebouwdeel, de fysieke afbakening

Een BREEAM-NL In-Use beoordeling van het hele gebouw geniet de voorkeur, om de ecologische, sociale en economische impact te maximaliseren. Daarnaast kan BREEAM-NL In-Use een hulpmiddel zijn om met huurders in gesprek te gaan over het verbeteren van de duurzaamheidsprestaties.

Er kan ook voor gekozen worden niet het gehele gebouw te certificeren, maar slechts een gebouwdeel, mits wordt voldaan aan de minimum vereisten uit paragraaf 2.1. Dit kan bijvoorbeeld één verdieping van een kantoorgebouw zijn of één winkelunit in een winkelcentrum. De afbakening van het gebouwdeel dient duidelijk te kunnen worden gedefinieerd door een fysieke scheiding, zoals bijvoorbeeld muren of vloeren. Alle vragen zijn dan alleen van toepassing op dat fysiek afgebakende deel, de asset. Gaat het bijvoorbeeld om het beheer van de installaties, dan richt de vraag zich op de installaties die nodig zijn om dat fysieke deel te voorzien van bijvoorbeeld verse lucht of koude en warmte. Wordt een deel van het gebouw gecertificeerd, dan moet die demarcatie ook in communicatieve uitingen nadrukkelijk naar voren komen.

Schematisch is dit als volgt weergegeven:

Figuur 1: Asset met meerdere huurders , waarbij de gemeenschappelijke ruimtes en ruimtes B, D en E worden meegenomen in het assessment (in groen weergegeven).

Figuur 2: Asset met meerdere huurders, waarbij alleen de gemeenschappelijke ruimtes worden meegenomen in het assessment (in groen weergegeven).