Bij het vaststellen van de geschiktheid van het bewijsmateriaal voor elke credit, moet de assesor de principes zoals gesteld in Tabel 8 hanteren, en, voor zover van toepassing, de richtlijnen uit paragraaf 4.4 ‘robuustheid van bewijsmateriaal’. Voldoet het bewijsmateriaal hieraan, dan is het toelaatbaar voor het assessment. De onderstaande principes zijn niet in een hiërarchisch volgorde beschreven. Ze zijn allemaal even belangrijk bij het vaststellen van de toelaatbaarheid van het bewijsmateriaal.
Tabel 8: Principes bewijsmateriaal.
Samenvatting | Principe | Doel | Te stellen vraag | |
---|---|---|---|---|
1 | Bewijs aangeleverd voor alle criteria voor alle credits die worden nagestreefd | Bewijs moet aantonen dat ALLE relevante criteria en subcriteria voor de gekozen antwoordoptie binnen de credit worden behaald. | Volledigheid | Worden alle criteria en subcriteria gedekt? |
2 | Eenduidig assessment | Het assessment moet aantonen dat op eenduidige wijze wordt voldaan. Bewijs (en toelichtingen) moet helder maken aan de toetsende partij dat aan de vereisten wordt voldaan | Vergelijkbaarheid van onafhankelijke beoordeling | Als een derde partij mijn rapport beoordeeld met het bijgevoegde bewijsmateriaal, is deze dan in staat om te bevestigen dat voldaan wordt aan de vereisten, en dezelfde punten toe te kennen als ik? |
3 | Robuust | Altijd zeker stellen dat het geselecteerde bewijsmateriaal, robuust en relevant is voor het assessment. Het geselecteerde bewijsmateriaal bevat alle relevante basisinformatie (zie paragraaf 4.4 voor een nadere toelichting). | Het bewijs is aantoonbaar robuust en van een betrouwbare bron. | Is dit de meest robuuste vorm van bewijs dat beschikbaar is om aan te tonen dat wordt voldaan aan de vereisten? Bevat het bewijs alle relevante basisinformatie? Is het volledig controleerbaar? |
4 | Maak gebruik van bestaand en beschikbaar bewijsmateriaal. | Maak gebruik van beschikbare en bestaande informatie om aan te tonen dat wordt voldaan. In de meeste gevallen zou bewijsmateriaal niet ‘gecreëerd’ hoeven te worden voor een BREEAM-NL In-Use assessment. | Door gebruik te maken van bestaand en beschikbaar bewijs, minimaliseer ik tijd en kosten. | Is bewijsmateriaal dat aan de eerdere principes voldoet al aanwezig en bruikbaar? Als ik om meer bewijs moet vragen, zoekt het project dan naar punten waarvan ze onvoldoende kunnen aantonen dat ze voldoen |