BREEAM-NL Nieuwbouw 2020 v1.0

Aantal punten

% Verbetering

1

12,5%

2

25%

3

40%

4

50%

5

55%

Exemplary performance

65%

Referentie

Onderwerp

Omschrijving

Toepassingsgebied

CN1

Toepassing bij cascoprojecten

De criteria zijn niet van toepassing.

CN1.1

Toepassing bij projecten met casco en centrale installaties

Alle criteria zijn van toepassing.

CN2

Utiliteit - Casco en centrale installaties - Huurdersvoorzieningen

Voor huurdersvoorzieningen die niet worden gespecificeerd en geïnstalleerd door de ontwikkelaar van het gebouw moeten de minimale uitgangspunten worden aangehouden.

Algemeen

CN3

Gegevens grijs- en regenwatersystemen

De volgende informatie is nodig indien een grijswater- en/of regenwateropvangsysteem is gespecificeerd:

Regenwater:

1. Gemiddeld jaarlijks regenval voor de locatie (mm)
2. Opvanggebied – afstromend dakoppervlak (m²)
3. Opbrengstcoëfficiënt, i.e. een coëfficiënt (%) die rekening houdt met het verloren gaan van regenwater door spetteren, verdampen, lekkage, overlopen, enz. Deze coëfficiënt is afhankelijk van het afstromend oppervlak
4. Hydraulische filter-efficiëntie: een coëfficiënt (%) om de efficiëntie van het hydraulische filter te erkennen

Grijswater:

1. Details fabrikant of systeemontwerper
2. De procentuele hoeveelheid afvalwater die verzameld (en hergebruikt) wordt van de volgende bronnen: wastafels, douches, keukenkranen, afwasmachines, baden, wasmachines en afvalwaterbronnen van niet-huishoudelijke voorzieningen.
3. Verwerking grijs water (zuivering in bijvoorbeeld helofyten- of zandfilters)

CN4

Minimale vereiste van 25% bij compensatie

Als er voorzieningen voor opvang van grijs- of regenwater in het ontwerp zijn opgenomen, moet er een minimum waterefficiëntieverbetering van 25% ten opzichte van het referentieniveau worden behaald. Wanneer dit wordt behaald mag de totale hoeveelheid grijs of regenwater worden meegerekend aan de totale percentuele verbetering.

Waar het minimum van 25% niet wordt behaald, kan alleen het percentage grijs- of regenwater worden meegerekend dat gelijk is aan de percentue-

le efficiëntieverbetering van het waterverbruik. Bijvoorbeeld, als er slechts 20% verbetering wordt bereikt mag slechts 20% van de watervraag worden gecompenseerd door het grijs- en regenwater. Dit om ervoor te zorgen dat de prioriteit ligt bij het verminderen van het waterverbruik i.p.v. bij het compenseren van het verbruik door grijs- of regenwater.

Deze minimale vereisten gelden slechts voor het behalen van 4 of 5 punten en/of de EP, en alleen waar een grijs- of regenwatersysteem is gespecificeerd.

CN5

Grootte van de regenwateropslagtank

Er zijn geen BREEAM-NL eisen gesteld t.a.v. de opvangtank. Hiervoor gelden de voorschriften van de NEN-EN 16941-1. Wanneer een regenwateropvangsysteem is gespecificeerd, moet de grootte van de tank passen bij de gebouwbezetting en de frequentie van het gebruik van de voorzieningen, waarbij tevens de borging van de waterkwaliteitseisen voor bewerking en desinfectie wordt gehandhaafd.

CN6

Grootte van de grijswatertank

Er zijn geen BREEAM-NL eisen gesteld t.a.v. de opvangtank. Hiervoor gelden de voorschriften van de NEN-EN 16941-2. Wanneer een grijswateropvangsysteem is gespecificeerd, moet de grootte van de tank passen bij de gebouwbezetting en de frequentie van het gebruik van de sanitaire voorzieningen. Hieronder valt tevens de borging van de waterkwaliteitseisen voor bewerking en desinfectie.

CN7

Minimale periode van opvang regenwater

Voor de beoordeling van deze credit is de periode voor de opvang van regenwater vastgesteld op minimaal 18 dagen. Dit staat gelijk aan ongeveer 5% van de totale jaarlijkse regenval.

CN8

Afstroming van verharde oppervlakken

Afstroming van verharde oppervlakken en groendaken kan ook worden meegenomen in de berekening. Indien de afstroming deels van daken en deels van verharde oppervlakken wordt verzameld, moet het totale afstromend oppervlak op zijn minst gelijk zijn aan de horizontale projectie van het dak.

CN9

Opleverfase

De bewijsvoering voor de typen en aantallen geïnstalleerde toiletten in de opleverfase kan plaats vinden door een inspectie op locatie door de assessor. Hierbij is het zicht op het type plaatje en/of de afstellingen van het spoelverbruik noodzakelijk. De controle kan ook plaatsvinden door de commissioningsmanager als onderdeel van MAN 04. Zijn verklaring in combinatie met de inkoopbonnen en/of foto's van de bouw kan volstaan.

CN10

Uitbreiding van bestaande gebouwen.

Indien uitsluitend de uitbreiding van het bestaande gebouw wordt beoordeeld dient het oppervlak van het dak van de uitbreiding worden gebruikt als het afstromende dakoppervlak. Indien het dakoppervlak van de bestaande bebouwing ook nog bruikbaar is (niet al toegekend aan een bestaand regenwateropvangsysteem) mag deze toe worden gevoegd aan het dakoppervlak van de uitbreiding.

Gebouwtype specifiek

CN11

Logies

Voor een logiesfunctie kan de WAT 01 Rekentool worden gebruikt voor ‘overige gebouwen’, zie annex A10

CN12

Veel water nodig voor irrigatie van tuinbouw

Voor locaties waar water nodig is voor de irrigatie van tuinbouw, zoals botanische tuinen, tuincentra of golfbanen, wateropvang mag ook hiervoor worden gebruikt.

Criteria

Ontwerpfase

Opleverfase

Alle Bewijsvoorwaarden

Aan de hand van één of meerdere bewijsstukken zoals vermeld in hoofdstuk 4.0 BREEAM-NL Bewijsmateriaal dient aangetoond te worden dat het project aan de criteria voldoet.