BREEAM-NL In-Use Duurzame huisvesting en Bedrijfsvoering

POL 15 Reikwijdte beleid voor minimaliseren van vervuiling

Het voorkomen of het minimaliseren van vervuiling en hinder door het gebruik van de asset.

Maximaal punten 11
Verificatie op Organisatieniveau, met verificatie op gebouwniveau
Functie Bijeenkomst, Cel, Gezondheidszorg, Industrie, Kantoor, Logies, Onderwijs, Overig (BIU), Sport, Winkel
Welke onderwerpen zijn onderdeel van het beleid voor het beperken van vervuiling?
Punten Antwoordopties Antwoord

Selecteer alle antwoordopties die van toepassing zijn.
0 A. Vraag niet beantwoord.
0 B. Er is geen beleid aanwezig.
2 C. Er is een impactstudie uitgevoerd naar milieuvervuiling.
3 D. Controle voor CO₂-, CO- en NOx-emissies.
2 E. Minimaliseren milieuvervuiling naar de externe omgeving.
4 F. Alternatieven voor onderhoud, beheer en vervangingsmomenten.

#

Criteria

Toepasbaar op antwoord

1.

In de impactstudie zijn de volgende onderdelen aan bod gekomen:

  • De impact van vervuiling als gevolg van de belangrijkste onderdelen van bedrijfsvoering is in kaart gebracht.
  • De impact van vervuiling richt zich op ecologie, bedrijvigheid, leefbaarheid en gezondheid van de omgeving.
  • Voor de verschillende onderdelen van de bedrijfsvoering is in kaart gebracht op welke wijze de impact kan worden gereduceerd.

C

2.

Er wordt gebruik gemaakt van monitoring voor CO₂-, CO- en NOx-emissies in de asset:

  • De monitoring is aanwezig en aangesloten op een centraal monitoringssysteem of een gebouwbeheersysteem.
  • Er zijn procedures op navolging van alarmering wanneer de emissies boven een vooraf ingesteld maximum uitkomt.

D

3.

CO₂-, CO- en NOx-emissies als gevolg van de interne bedrijfsvoering zijn in kaart gebracht en worden geminimaliseerd:

  • De emissies worden geminimaliseerd, bijvoorbeeld door alternatieven voor processen toe te passen.
  • De emissies als gevolg van interne bedrijfsvoering worden afgevangen.

D

4.

Milieuvervuiling naar de externe omgeving wordt gereduceerd en effectief beheerst op het terrein van: milieu-, geur-, geluid- en lichtvervuiling.

E

5.

Er worden niet vervuilende/niet giftige alternatieven toegepast voor onderhoud, beheer en vervangingsmomenten. Dit zijn in ieder geval (voor zover van toepassing): schoonmaakmiddelen, koudemiddelen, smeermiddelen, oliën, hydraulische vloeistoffen, verf, lijm, meubilair en batterijen.

F

6.

Beheersmaatregelen en processen moeten jaarlijks worden geëvalueerd, maar ook op het moment dat er veranderingen worden doorgevoerd aan een systeem of gebouwelementen.

F

 

 

 

Criteria

Vereisten bewijsvoering

-

De hieronder genoemde bewijsvoering is niet uitputtend. Zie daarom ook paragraaf 4.2 ‘Type bewijsmateriaal’ voor typen bewijsmateriaal die toegepast kunnen worden om aan te tonen dat aan de credit-eisen wordt voldaan.

Specifiek voor deze credit kan onderstaande bewijsvoering gebruikt worden.

1

Een exemplaar van de impactstudie

1 - 5

Beleid, bedrijfsregels of kopie van relevante stukken uit het milieubeleid met daarin de stukken gemarkeerd die betrekking hebben op het minimaliseren van vervuiling.

1 - 5

Een beschrijving van de formele processen waarmee de onderwerpen worden beheerst, met voorbeelden van bijvoorbeeld dossiers van de beoordelingscycli. De assessor controleert (steekproefsgewijs) dat de dossiers worden geactualiseerd.

1 - 5

Visuele inspectie van de assessor met fotografisch bewijsmateriaal

Emissies als gevolg van interne bedrijfsvoering – Bedrijfsprocessen anders dan gebouweigen processen die schadelijke emissies uitstoten, bijvoorbeeld branders in laboratoria, productieprocessen in een gebouw of intralogistiek.

Home