Beheerplan
Het beheerplan dient als handleiding voor het onderhoud en beheer van de toegepaste ecologische voorzieningen en groenvoorzieningen. Het plan omvat (maar is niet beperkt tot):
- Overzicht van toegepaste groenvoorzieningen en ecologische voorzieningen en de gewenste staat ervan.
- Actief en verantwoordelijkheden voor het beheer van de ecologische voorzieningen en groenvoorzieningen.
- Er zijn doelstellingen opgeteld om de ecologische waarde van het plangebied te behouden vergroten voor de eerstkomende drie jaar.
- Een monitoring- en evaluatieplan, om de toegevoegde natuurwaarden te beschermen of behouden (zie ‘Monitoring’).
- Voor het beheer van de groenvoorzieningen en ecologische voorzieningen wordt er geen gebruik gemaakt van schadelijke en/of kunstmatige middelen.
- Uitvoering van het beheerplan sluit aan bij lokaal en nationaal beleid.
Bestaande werken
Geen aanvullende eisen.
Natuurrapportage
De natuurrapportage beschrijft het gebied van grof naar fijn, en hierin wordt minimaal het volgende opgenomen:
- Een overzicht van de soorten (flora en fauna) die met de Wet natuurbescherming worden beschermd en die tijdens de werkzaamheden van het plangebied gebruik (kunnen gaan) maken. Voor alle soorten (flora en fauna) geldt te allen tijde een zorgplicht waardoor nadelige gevolgen worden voorkomen en verminderd.
- Een overzicht van zeldzame Rode Lijstsoorten (bedreigd tot ernstig bedreigd) die gebruik (zouden kunnen) maken van het plangebied.
- De huidige ligging van het plangebied en zijn omgeving: binnen of buiten de Natura 2000-gebieden en onderdelen van het Natuurnetwerk Nederland.
- Een verwijzing naar gemeentelijke groenplannen (of bouwenveloppen) voor het plangebied, waarin specifieke voorschriften staan voor de ontwikkeling van groenvoorzieningen in het plangebied.
- Potentie van maatregelen voor habitatten die van betekenis kunnen zijn, voor bijzondere of zeldzame natuurwaarden op regionale schaal.
- Huidige kwaliteiten en potentieel aan ecologische waarde van de ontwikkellocatie en aanverwante gebieden binnen de invloedssfeer. Rekening houdend met (directe en indirecte) risico’s en haalbaarheid voor het versterken van de (lokale) biodiversiteit.
- Een beschrijving van de huidige en toekomstige inrichting van het plangebied. Alle elementen van ecologische waarde (flora, fauna en habitatten) die voorafgaand aan de werkzaamheden in het gebied aanwezig zijn worden benoemd. Ook wordt vermeld wat er in de toekomstige situatie met deze elementen gebeurt.
- Een ecologisch werkprotocol gericht op het beschermen van de aanwezige kwaliteiten, bescherming van en omgang met potentiële risico’s op de werkzaamheden moet worden opgenomen (zie ook ‘Beschermen van ecologische waarden’). Dit betreft met name de inrichting van het openbare gebied, voor de ontwikkelingen op de bouwplots worden randvoorwaarden opgenomen voor de ontwikkelaars/bouwers.
- Worden er mitigerende maatregelen toegepast, dan moet de onderbouwing hiervoor in het ecologisch werkprotocol komen te staan, evenals de manier waarop deze moeten worden uitgevoerd (zie ook ‘Mitigerende maatregelen bij verlies ecologische waarde’).
Mitigerende maatregelen bij verlies ecologische waarde
Het ecologisch werkprotocol schrijft voor hoe bestaande waarden moeten worden beschermd. Maar ondanks het nemen van maatregelen om negatieve effecten te voorkomen en te beschermen, kan het mogelijk zijn dat schade wordt toegepast of onvermijdelijk is. In die bijzondere gevallen is het mogelijk om ecologische waarden te verplaatsen op of van de locatie. De volgende niveaus mogen hiervoor hiërarchisch worden aangehouden. De ecoloog stelt vast welke maatregelen realistisch en haalbaar zijn voor het project.
- Verplaatsen en behouden
Mitigatie maatregel zodat de oorspronkelijke waarden kunnen worden behouden. Een ecoloog moet hiervoor bevestigen dat de ecologische waarde, inclusief de lange termijn, onaangetast blijft na de verplaatsing. Er moet minimaal rekening worden gehouden met veranderende omstandigheden in bodem, licht en klimatologisch.
- Herstellen
Het mitigatieniveau van herstellen wordt toegepast als verplaatsen en behouden niet mogelijk is en er waardeverlies optreedt door de werkzaamheden. Een ecoloog moet bevestigen en adviseren hoe een gelijkwaardige permanente voorziening voor de verloren waarde kan worden hersteld op de locatie.
- Compensatie
Ecologische compensatie is het laatste redmiddel om de negatieve impact van de bouwactiviteiten tegen te gaan. Dit redmiddel wordt pas ingezet nadat is gedaan wat mogelijk is in de mitigatiehiërarchie, om negatieve impact op ecologische kwaliteiten te voorkomen. Compensatie kan bestaan uit permanente verbeteringen aan bestaande habitatten. Of er wordt gezorgd voor een vervangende habitat, die qua biologische kenmerken en ecologische functies vergelijkbaar is met de habitatten die verloren of beschadigd zijn geraakt. Compensatie kan zowel binnen als buiten de projectlocatie plaatsvinden, conform de volgende rangorde:
- Op de ontwikkellocatie
- Aangrenzende locatie van de ontwikkellocatie
Monitoring
Monitoring vindt plaats om toegevoegde natuurwaarden te beschermen of behouden. Monitoring kan op verschillende manieren worden toegepast:
- Een daarvoor ingeschakelde ecologisch deskundige is verantwoordelijk voor monitoring en uitvoeren van eventuele verbeteringen aan de voorzieningen.
- Monitoring vindt plaats als onderdeel van citizen science project op de locatie, gecoördineerd door een daarvoor verantwoordelijke instantie, gemeente of organisatie. Participanten worden actief betrokken bij de monitoring, begeleid en er vindt terugkoppeling plaats (zie definities).
Scope
De credit en gevraagde criteria m.b.t. aanwezige ecologische waarden in het gebied, het potentieel van het gebied en voorzieningen die worden getroffen richten zich tot het gehele plangebied. De uitvoering en toevoegen van nieuwe voorzieningen richt zich in de basis op ecologische voorzieningen in de openbare ruimte en groene delen van het gebied. Daarnaast wordt in de credit specifiek de koppeling gelegd met aanwezige private percelen waarmee de ecologische waarden in harmonie moeten worden aangebracht, dit in het gedachtegoed van Natuurinclusief Bouwen. Maatregelen enkel op gebouwniveau zullen minder impact hebben dan wanneer deze in harmonie met de omgeving worden afgestemd. De verantwoordelijkheid voor ecologische maatregelen op de private percelen ligt bij de opdrachtgevers, ontwikkelaars en bouwers van deze plots, maar dienen zich te houden aan de voor het plangebied gestelde randvoorwaarden, daarbij zullen ze aan een door henzelf opgesteld Value Added Plan moeten aantonen hoe zij zich aan de randvoorwaarden houden en voorzieningen treffen.
Vijf V’s
De Vijf V’s staan voor voortplanting, veiligheid, voedsel, verbinding en variatie en zijn de basisprincipes voor het creëren van een habitat. Zonder een evenwichtige balans in de verschillende V’s is het voor soorten moeilijk om van de geboden maatregelen gebruik te maken. Want zonder voedsel in de buurt maakt een soort ook geen gebruik van de locatie als verblijfplaats.
- Voortplanting: nestvoorzieningen voor diersoorten, verblijfskasten, nestkasten, insectenkasten, broedhopen en stenen zodat soorten hier kunnen nestelen.
- Veiligheid: hagen, struiken en bomen die beschutting bieden, door verschillende hoogteniveaus, waarbij ook de bodembeschoeiing wordt meegenomen, worden veilige zones gecreëerd.
- Voedsel: het aanbrengen van voorzieningen als beplanting dat direct gebruikt wordt als voedsel zoals nectar, stuifmeel, zaden en pitten. Of waarmee insecten worden aangetrokken die interessant zijn als voedsel. Goede bodemkwaliteit voor bodemleven.
- Verbinding: realiseren van groenblauwe structuren om locaties met elkaar te verbinden. Denk aan aanvliegroutes of een verbindingsroute met boom- of struiksoorten van en naar de locatie.
- Variatie: afwisseling in beplanting, verschil in bloeitijd, gebruik van hoogte en niveau verschillen, wel en niet bladverliezend.
Value Added Plan (VAP)
Het Value Added Plan bidet aanvullende voorwaarden waar gebiedsgebruikers zich aan zullen committeren. Hierin worden maatregelen opgesteld die door de gebruiker op het eigen perceel zullen worden uitgevoerd om aan de doelstellingen van de gebiedsorganisatie te voldoen. Deze maatregelen worden gebaseerd op het integrale gebiedsplan, hieruit komen de concepten van de Vijf V’s en natuurinclusief bouwen terug. Maatregelen voor natuurinclusief bouwen worden geïntefreerd in, rondom en in de buurt van bebouwing (zie ‘natuurinclusief bouwen’). De duurzaamheidsvoorwaarden hebben betrekking op de inrichting en voorzieningen op de eigen percelen van de gebruikers en gaan hiermee verder dan de scope van de BREEAM-NL Gebied beoordelingsrichtlijn. De voorwaarden gaan specifiek over het gebruik van het perceel en de inrichting daarvan, en niet op de gebouwen op de percelen.