De criteria-eisen die in BREEAM-NL Gebied worden gesteld hebben invloed op het ontwikkelproces van een gebied op verschillende schaalniveaus. De niveaus kunnen worden onderscheiden in de planologische keuzes van de opdrachtgever, de ruimtelijke keuzes en structuren in het gebied, de inrichting en gebouwen in het gebied en de sociale structuren en processen van gebruikers, bewoners en bedrijven in het gebied.
Het belangrijkste aandeel wordt bepaald door de keuzes die de opdrachtgever in het gebied voor ogen heeft, de duurzaamheidseisen worden onderdeel van het planologische proces om tot een gebied te komen. Hier moet gedacht worden aan de manier waarop de projectorganisatie wordt georganiseerd, hoe participatie wordt uitgevoerd en hoe de ruimtelijke processen worden verankerd in de ontwikkelplannen. Deze beleidsaspecten hebben veel overlap met de gemeentelijke processen en de Omgevingswet, meer hierover in H 5.5. De ontwikkelplannen hebben impact op de ruimtelijke structuren in het gebied, daarbij worden gebieden beoordeeld op de materiaalkeuzen die in gebied worden toegepast, hergebruik van materialen en structuren, ecologische waarden, hemelwateropvang en groenvoorzieningen.
Naast het proces en structuren wordt de beoordeling van het gebied ook voor een deel bepaald door de duurzaamheidsprestaties van de gebouwen, denk aan de energieprestaties van de gebouwen, of waterhergebruik systemen zijn toegepast en of gebouwen ook aantoonbaar duurzaam zijn. De belangrijkste impact van het gebied is van invloed op de gebruikers van het gebied, met welke ruimtelijke ingrepen en organisatorische processen kunnen de sociale en maatschappelijke structuren in het gebied worden versterkt. Op deze manier wordt een goede leefbaarheid en sociale connectie met het gebied gestimuleerd.
De beoordelingsrichtlijn benadert de duurzaamheidsprestaties van een gebied vanuit meerdere invalshoeken en vanuit verschillende disciplines, om tot een integrale beoordeling te komen.