Het volgende toont aan dat aan de criteria wordt voldaan:
Ten aanzien van een voldoende mate van luchtverversing:
1.1
Alle verblijfsruimten hebben een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor de toevoer van verse lucht en een component voor de afvoer van binnenlucht. De (gebruikte) binnenlucht wordt binnen alle verblijfsruimten, afhankelijk van de gebruiksfunctie, de vloeroppervlakte, het maximaal aantal aanwezige personen en de bezettingsgraad, ten minste ververst in een mate zoals aangegeven in Tabel 15. De bepaling van de in Tabel 15 genoemde capaciteit van de voorzieningen voor luchtverversing vindt plaats conform NEN 1087 Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor nieuwbouw, respectievelijk conform NEN 8087 Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande bouw.
Tabel 15: Minimumcapaciteit spuiventilatie verblijfsgebieden en verblijfsruimten per gebruiksfunctie
Gebruiksfunctie
|
Grenswaarden capaciteit luchtverversing
verblijfsruimte
|
gebouwfunctie
|
[m3/h pp]
|
[m3/h per m2]
|
Bijeenkomstfunctie
|
|
|
|
45
|
|
|
35
|
|
Industriefunctie
|
45
|
|
Kantoorfunctie
|
35
|
|
Woonfunctie
|
|
5,6
|
Logiesfunctie
|
45
|
|
Onderwijsfunctie
|
45
|
|
1.2
In verblijfsruimten met een sterk wisselende bezetting (bijeenkomstfuncties, winkelfuncties enz.) is een automatisch monitoringsysteem aanwezig dat het gehalte aan CO2 in de binnenlucht meet en dat, in geval van mechanische ventilatie, het debiet van de luchtverversing automatisch aanstuurt op een wijze dat de hoeveelheid CO2 in de binnenlucht niet de concentratie van 0,08 vol % (800 ppm) overschrijdt. Indien het gebouw op natuurlijke wijze wordt geventileerd, dient een alarmsignaal uit te gaan naar het verantwoordelijke (technische) gebouwbeheer, zodat adequate maatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van het luchten van het gebouw.
In de genoemde verblijfsruimten wisselt de bezetting in de praktijk sterk, zodat er veel tijden zijn waarbinnen kan worden volstaan met een beperkte ventilatie. Voorbeelden van deze ruimten zijn: vergaderzalen, auditoria, gehoorzalen, wachtruimten, restaurants, kantines en fitness- en gymnastiekruimten.
Ten aanzien van het voorkomen dat verontreinigde of gebruikte lucht wordt ingenomen:
1.3
Indien het gebouw mechanisch geventileerd wordt: alle luchtinlaten van de mechanische ventilatiesystemen van het gebouw hebben ter plaatse van de instroomopening een volgens NEN 1087 bepaalde verdunningsfactor van uitstoot van luchtafvoeren en afvoer van rookgas van ten hoogste de in Tabel 16 bepaalde waarde.
Tabel 16: Verdunningsfactor per afvoer en gebouw
|
Soort afvoer
|
Verdunningfactor
|
Eigen gebouw
|
Luchtverversing
|
0,0075
|
Afvoervoorziening voor rookgas bij gasgestookte toestellen
|
0,0075
|
Afvoervoorziening voor rookgas bij toestellen met andere brandstoffen
|
0,001
|
Anders dan eigen gebouw
|
Luchtverversing
|
0,0033
|
Afvoervoorziening voor rookgas bij gasgestookte toestellen
|
|
Afvoervoorziening voor rookgas bij toestellen met andere brandstoffen
|
0,0005
|
1.4
Indien het gebouw mechanisch geventileerd wordt: alle luchtinlaten van de mechanische ventilatiesystemen van het gebouw zijn ten minste 20 meter verwijderd van ‘externe bronnen van luchtverontreiniging’.
1.5
Indien het gebouw natuurlijk geventileerd wordt: alle ventilatieroosters voor spuiventilatie en alle te openen ramen binnen het gebouw zijn ten minste 10 meter verwijderd van ‘externe bronnen van luchtverontreiniging’.
1.6
Binnen de mechanische ventilatiesystemen van het gebouw wordt geen systeem van recirculatie toegepast, geen interne isolatie van luchtkanalen en een bevochtigingssysteem dat bestaat uit een stoombevochting of adiabatische bevochtiging die aan aanvullende eisen voldoet (zie Aanvullende informatie).
1.7
Binnen mechanische ventilatiesystemen worden filters toegepast van een minimale kwaliteit en klasse zodat wordt voldaan aan NEN-EN 13779 Ventilatie voor utiliteitsgebouwen – Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingsystemen.
1.8
In ruimten waarin zich een interne bron van luchtverontreiniging bevindt, zoals speciale, aangewezen rookruimten en ruimten bestemd voor printers en/of kopieermachines, wordt de lucht apart afgezogen, waarbij wordt voorkomen dat de afgevoerde lucht uit deze ruimten wordt vermengd met lucht die elders in het gebouw wordt gebruikt voor de luchtverversing.