1 | 1 punt | Er zijn minimaal drie materialenopties zijn overwogen die een aanzienlijke impact hebben op de schaduwprijs. |
2 | 2 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen lager ligt dan de referentiewaarde. |
3 | 3 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 10% lager dan de referentiewaarde. |
4 | 4 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 20% lager dan de referentiewaarde. |
5 | 5 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 30% lager ligt dan de referentiewaarde. |
6 | 6 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 40% lager dan de referentiewaarde. |
7 | 7 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 50% lager dan de referentiewaarde. |
8 | 8 punten | De milieubelasting van de gebruikte materialen ligt ten minste 60% lager dan de referentiewaarde. |
Gebied
Nieuwbouw en Renovatie
BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie 2014 v1.01
MAT 1 Bouwmaterialen
Het identificeren en stimuleren van het gebruik van materialen met een lage milieu-impact gedurende de volledige levenscyclus van het gebouw.
Maximaal punten | 8 |
---|---|
Verplicht | Nee |
Verplicht vanaf | |
Projectgebonden | Ja |
Defaultcredit | Nee |
Filtercredit | Nee |
Exemplary performance | Ja |
---|---|
Functie | Bijeenkomstfunctie, Industriefunctie, Kantoorfunctie, Logiesfunctie, Onderwijsfunctie (basis en middelbaar), Winkelfunctie, Woonfunctie |
Het volgende toont aan dat aan de criteria wordt voldaan:
1.1Van een hoofdbouwdeel (zie MAT 5 voor een lijst van gebouwelementen) zijn minimaal drie materialenopties met een milieuprestatieberekeningstool overwogen. Het ontwerpteam kan aantonen dat de resultaten van deze overweging de uiteindelijke keuze van de bouwdelen hebben beïnvloed. Het totaal aan overwogen opties moet een impact van minimaal 5% op de totale schaduwprijs hebben.
2.1, 3.1, 4.1, 5.1, 6.1, 7.1 en 8.1Het eerste punt is behaald. De kwantificering van de milieuprestatie wordt uitgevoerd met een berekening van de totale schaduwprijs per m2 BVO van het gebouw. Het aantal punten dat behaald kan worden is afhankelijk van de mate van reductie van de schaduwprijs per m2 BVO die behaald wordt ten opzichte van de referentieschaduwprijs bij de creditcriteria.
2.2Het eerste punt is behaald. De kwantificering van de milieuprestatie wordt uitgevoerd met een berekening van de totale schaduwprijs per m2 BVO van het gebouw. Het aantal punten dat behaald kan worden is afhankelijk van de mate van reductie van de schaduwprijs per m2 BVO die behaald wordt ten opzichte van de referentieschaduwprijs bij de creditcriteria.
De berekening dient aan de volgende eisen te voldoen:
- Voor de beoordeling van de milieuprestatie [milieubelasting van de gebruikte materialen] wordt gebruikgemaakt van de meest recente versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken inclusief de daarbij behorende Nationale Milieudatabase.
- Het resultaat wordt uitgedrukt in de schaduwprijs in euro/m2 BVO.
- De invoerparameters staan vermeld.
De berekening is uitgevoerd door een persoon met aantoonbare ervaring in het maken van materialenberekeningen en deze persoon kan de aandachtspunten in de berekening benoemen en de oplossingen onderbouwen.
3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 en 8.2De berekening dient aan de volgende eisen te voldoen:
- Voor de beoordeling van de milieuprestatie [milieubelasting van de gebruikte materialen] wordt gebruikgemaakt van de meest recente versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken inclusief de daarbij behorende Nationale Milieudatabase.
- Het resultaat wordt uitgedrukt in de schaduwprijs in euro/m2 BVO.
- De invoerparameters staan vermeld.
De volgende eisen tonen voorbeeldige prestatie aan en maken het mogelijk 1 innovatiepunt te verdienen voor deze BREEAM-NL-credit.
Een inventarisatie van nieuwe materialen die niet in de database voorkomen waarbij aantoonbaar het milieu-effect lager is dan een alternatief in de milieudatabase. Een voorbeeld van een aantoonbaar lager milieu-effect: getoetste bio-based materialen, Dubokeur-producten en cradle2cradle gecertificeerde materialen.
De milieu-impact van deze producten moet resulteren in een schaduwprijsreductie van 0,05 euro/m2.
Renovatie
Ten tijde van publicatie van dit document geeft de bepalingsmethode MPG nog geen rekenregels om in geval van renovatieprojecten te bepalen wat de schaduwkosten van de gebruikte materialen is. Totdat er eenduidigheid over de rekenregels bestaat en deze gepubliceerd zijn dient onderstaande methodiek aangehouden te worden. Zie BREEAM.NL/hulp voor de laatste stand van zaken omtrent de rekenmethodiek.
Bij beoordeling van renovatieprojecten mag in de materialenberekening rekening gehouden worden met materialen uit het oude gebouw die blijven zitten of op een andere plaats in het gebouw worden hergebruikt. Bij de beoordeling van de milieubelasting wordt rekening gehouden met de restmilieubelasting uit het oude gebouw. Als in een kantoorgebouw bijvoorbeeld na 30 jaar een renovatie plaatsvindt, moet voor de materialen die blijven zitten rekening gehouden worden met de restmilieubelasting gedurende de laatste 20 jaar. Deze restmilieubelasting mag vervolgens worden afgeschreven over de nieuwe levensduur van het gebouw. Praktisch betekent dit dat de materialen worden ingevoerd alsof het volledig nieuwbouw is, maar de ingevoerde hoeveelheid van de hergebruikte materialen wordt gecorrigeerd. Op basis van een restlevensduur van 20 jaar voor utiliteitsbouw kan een correctie aangehouden worden van 20/50 van de hoeveelheid in het nieuwe gebouw. Er wordt om praktische redenen geen rekening gehouden met de werkelijke levensduren van het product ten opzichte van de standaardlevensduur van het gebouw.
Materialen die middels sloop worden verwijderd uit het gebouw worden niet meegenomen in de beoordeling van de milieubelasting van de materialen in het nieuwe gebouw.
Uitbreiding van bestaande gebouwen
Voor uitbreiding van bestaande projecten moeten alle materialen in beschouwing worden genomen die nodig zijn voor de uitbreiding. Bij de berekening van de schaduwprijs moet het brutovloeroppervlak van de uitbreiding worden gehanteerd.
Hergebruik van materialen
Bij hergebruik van materialen moeten deze in de LCA-berekening op eenzelfde manier als bij renovatie worden opgenomen. Eveneens zijn hierbij een verklaring en een onderbouwing verplicht (criteriumeis 2).
Meerdere gebruiksfuncties
Als bij gebouwen met meerdere gebruiksfuncties voor slechts één gebruiksfunctie een beoordeling wordt gemaakt, dienen de materialen van het betreffende deel van het gebouw volledig te worden meegenomen. Bijvoorbeeld: als het dak van de ene gebruiksfunctie de vloer van de andere gebruiksfunctie is, dient de vloer, dan wel het dak volledig te worden meegenomen (bij beide beoordelingen). Achterliggende gedachte is dat de vloer of het dak ook noodzakelijk zou zijn geweest zonder het combineren van gebruiksfuncties.
Levensduur
Voor de levensduur worden de volgende standaardlevensduren voor verschillende typen gebouwen aangehouden:
- Woningen: 75 jaar.
- Utiliteit: 50 jaar (inclusief scholen, winkels, sporthallen, enz.).
Bij mixed-use (bijvoorbeeld woningen boven winkels) zal standaard worden uitgegaan van 75 jaar voor de structuur en overige als hiervoor aangeven.
Controle door de assessor
De assessor controleert steekproefsgewijs of de toegepaste invoerparameters van de milieueffect-/schaduwprijsberekening overeenstemmen met het gebouwontwerp en controleert de bijgevoegde verklaringen en onderbouwingen.
A | 1.1 | Een kopie van de rapportage waaruit blijkt dat minimaal drie materialenopties met de tool zijn overwogen. |
B | 1.1 t/m 8.2 | Onderbouwing van het totale BVO voor het gebouw. |
C | 1.1 t/m 8.2 | (Concept)berekening waaruit blijkt wat de schaduwprijs per m2 BVO is. |
D | 2.3 t/m 8.3 | Verklaring en onderbouwing van de persoon die de berekening heeft uitgevoerd. |
E | 1.1 | Een kopie van de rapportage waaruit blijkt dat minimaal drie materialenopties met de tool zijn overwogen. |
F | 1.1 t/m 8.2 | Onderbouwing van het totale BVO voor het gebouw. |
G | 1.1 t/m 8.2 | Een kopie van de relevante paragrafen uit de specificatie van het werk inclusief eventuele wijzigingen op basis waarvan de schaduwprijsberekening gecontroleerd kan worden. |
H | 1.1 t/m 8.2 | Definitieve berekening waaruit blijkt wat de schaduwprijs per m2 BVO is. |
I | 2.3 t/m 8.3 | Verklaring en onderbouwing van de persoon die de berekening heeft uitgevoerd. |
Brutovloeroppervlak (BVO)
Dit betreft de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhult.
Met de definitie van BVO conform NEN 2580 waarbij wordt bedoeld: 4.2.2 BVO van een gebouw. (De BVO van een gebouw is de som van de volgens 4.2.1 bepaalde BVO’s van alle tot het gebouw behorende binnenruimten.)
Paragraaf 4.2.3 en 4.2.4, en daarmee bijvoorbeeld een open parkeergarage, behoren daarmee niet tot de definitie van BVO die de deelfactor uitmaakt van de schaduwprijs in BREEAM-NL MAT 1.
Materialen
Het betreft alle materialen voor het gebouw en voor de installaties in het gebouw. Bij het gebouw wordt rekening gehouden met fundering, parkeerkelder, gevel, dak, vloeren en binnenwanden inclusief afwerking van de genoemde bouwdelen. Materialen voor de inrichting van het gebouw vallen buiten de scope van de beoordeling. Zie Tabel 24 voor een overzicht van de scope conform de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken versie (MPG) .
Tabel 24: Scope materialen conform Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken versie 01.11.2011
Fundering |
Bodemvoorzieningen |
11.01 Ophoogzand |
13.01 Bodemafsluiters |
||
Funderingsconstructie |
16.01 Fundering op staal (balken en stroken) |
|
16.01 Balkenrasterfundering |
||
17.01 Funderingspalen |
||
Onderbouw algemeen |
16.03 Kelderwand |
|
16.05 Kelderwandisolatie |
||
Ruwbouw |
Binnenwanden |
22.02 Dragende binnenwanden |
22.02 Massieve niet-dragende binnenwanden |
||
22.02 Woningscheidende wand |
||
Buitenwanden |
00.01 Vliesgevelstijl |
|
21.01 Binnenspouwblad |
||
41.01 Buitenspouwblad |
||
41.02 Vliesgevelpaneel |
||
41.02 Gevelafwerking |
||
41.04 Spouwisolatie |
||
Buitenwandopeningen |
31.02 Raamkozijn (buitengevel) |
|
31.02 Deurkozijn (buitengevel) |
||
31.04 Deur (buitengevel) |
||
31.05 Garagedeuren |
||
31.07 Beglazing (buitengevel) |
||
31.08 Puivulling |
||
31.11 Slabben |
||
Daken |
47.02 Dakbeschot hellend dak |
|
47.04 Dakfolies |
||
47.06 Ballastlaag (kan tot dakhelling van 30º) |
||
47.07 Isolatie plat dak |
||
47.08 Isolatie hellend dak |
||
27.01 Draagconstructie plat dak |
||
27.02 Draagconstructie hellend dak |
||
Dakafwerking |
47.04 Dakbedekking plat dak |
|
47.05 Dakafwerking hellend dak |
||
Dakopeningen |
37.04 Lichtstraat (beglazing) |
|
37.04 Lichtstraat (kozijnen) |
||
37.04 Lichtkoepels |
||
Hoofddraagconstructies |
28.01 Balken |
|
28.02 Kolommen |
||
28.04 Lateien |
||
Vloeren |
13.02 Beganegrondvloer |
|
13.02 Vloer op vaste grondslag |
||
23.01 Verdiepingsvloer |
||
43.03 Vloerisolatie |
||
Afbouw |
Algemeen |
40.02 Brandwerende bekleding |
40.03 Geluidwerende bekleding |
||
Balustrades en leuningen |
34.02 Balustrades |
|
Binnenwanden |
00.01 Profielen elementwand |
|
22.01 Systeemwanden |
||
22.01 Plaatmateriaal elementwand |
||
41.04 Isolatie elementwand |
||
42.02 Wandafwerking (binnen) |
||
42.02 Schilderwerk (binnen) |
||
42.02 Wandtegelwerk |
||
Binnenwandopeningen |
32.01 Raamkozijn (binnen) |
|
32.01 Deurkozijn (binnen) |
||
32.02 Binnendeur |
||
32.03 Beglazing (binnen) |
||
Buitenwanden |
41.03 Schilderwerk (buiten) |
|
Buitenwandopeningen |
31.09 Vensterbanken |
|
Dakafwerking |
47.01 Dakrandboeiboord |
|
Overig |
00.01 Regelwerk (latten en tengels) |
|
13.01 Folies |
||
Plafondafwerkingen |
45.01 Profielen systeemplafonds |
|
45.02 Plafondafwerking |
||
Vloerafwerking |
42.01 Plinten |
|
43.01 Dekvloer |
||
43.02 Vloertegelwerk |
||
43.02 Data-/computervloeren |
||
Installaties E |
Elektrotechnische voorzieningen |
60.02 Energieopwekking zonne-energie |
60.01 Elektraleiding |
||
Installaties W |
Afvoeren |
52.01 Buitenriolering |
52.03 Binnenriolering |
||
52.05 Hemelwaterafvoer |
||
52.04 Dakgoten |
||
Luchtbehandeling |
57.01 Ventilatiesysteem |
|
57.02 Luchtdistributiesystemen |
||
Warmteopwekking |
51.01 Opwekkingstoestel warmtapwater |
|
51.01 Opwekkingstoestellen verwarming |
||
Koudeopwekking |
55.01 Opwekkingstoestel koeling |
|
Afgiftesysteem |
55.03 Koudeafgiftesysteem |
|
56.02 Warmteafgiftesysteem |
||
Afvoeren |
52.02 Aansluitleiding riolering |
|
Leidingen |
53.01 Waterleiding |
|
54.01 Gasleiding |
||
Vaste voorzieningen |
Transportvoorzieningen |
24.01 Trappen woningbouw |
24.02 Trappen utiliteitsbouw |
||
66.01 Liftcabine |
||
66.02 Liftinstallatie (ex cabine) |
||
Vaste keukenvoorzieningen |
73.01 Keukenblokken |
|
73.02 Aanrechtbladen |
||
Vaste sanitaire voorzieningen |
74.01 Toiletcombinaties |
|
74.01 Urinoirs |
||
74.02 Wastafelcombinaties |
||
Terrein |
Terreinvoorzieningen |
90.03 Verhardingen |
90.01 Erfafscheidingen |
||
90.02 Privacyschotten |
Alleen de eerste twee cijfers van de elementen in een bouwwerk zijn gecodeerd volgens NL-SfB (bijvoorbeeld elementgroepcode 31: Buitenwandopeningen). Voor de verdere opdeling van de elementen is de NL-SfB-code aangevuld met een codering (bijvoorbeeld elementcode 31.02: Buitenkozijnen) conform de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken.
Schaduwprijs
Het resultaat van de materialenberekening met de bepalingsmethode is een milieuprofiel dat uit de onderstaande negen effecten bestaat:
Tabel 25: de milieu effecten die meegewogen worden in de materialenberekening.
Milieueffectcategorie | Equivalent eenheid | Schaduwprijs [€/kg equivalent] |
Uitputting aboiotische grondstoffen - ADP | Sb eq | € 0,16 |
Uitputting biotische grondstoffen - BDP | Sb eq | € 0,16 |
Klimaatsverandering - GWP 100 j. | CO2 eq | €0,05 |
Aantasting ozonlaag - ODP | CFK-11 eq | €30 |
Humane toxiciteit - http | 1,4-DCB eq | €0,09 |
Zoetwater aquatische ecotoxiciteit - FAETP | 1,4-DCB eq | €0,03 |
Terrestrische ecotoxiciteit - TETP | 1,4-DCB eq | €0,06 |
Fotochemische oxydantvorming - POCP | C2H2 eq | €2 |
Verzuring - AP | SO2 eq | €4 |
Vermesting - EP | PO4 eq | €9 |
Ten behoeve van de vergelijkbaarheid worden de milieueffectscores gedeeld door de brutovloeroppervlakte (BVO) van het gebouw. Daarna worden de effecten door middel van een gewogen sommering geaggregeerd tot één indicator. Het resultaat is één schaduwprijs in euro/m2 BVO. De weegfactoren en weegmethode (schaduwprijzen) zijn in de bepalingsmethode vastgelegd.
LCA-beoordeling van gebouwen in Nederland
In Nederland bestaat er brede consensus over het gebruik van de LCA-benadering (life cycle assessment) voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieubelasting van gebouwen. Onder andere de instrumenteigenaren, rijksoverheid en bouwmaterialenindustrie hebben gewerkt aan een uniforme bepalingsmethode en materialendatabase. De methode is vastgelegd in de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken .
Bepaling van de schaduwprijs
De schaduwprijs kan men met rekentools bepalen, niet alle tools voldoen echter aan de criteria-eisen die BREEAM-NL daaraan stelt. Daarnaast zijn zowel de tools als de Nationale Milieudatabase nog aan wijzigingen onderhevig. Voor een actueel overzicht van de beschikbare tools en instructies: http://www.breeam.nl/hulp
Bepalingsmethode SBK:
- Berekeningswijze voor het bepalen van de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken gedurende hun gehele levensduur, gebaseerd op de levenscyclusanalysemethode (LCA-CML2).
Nationale Milieudatabase:
- Meer informatie over de Nationale Milieudatabase: https://milieudatabase.nl/.
Ecoinvent database:
- http://www.ecoinvent.org/database/.
Tabel 24: Scope materialen
Tabel 24 op pagina 221 van MAT 1 is niet meer van toepassing. Zie voor een actuele scope van de materialen voor de beoordeling van MAT 1 de materialengroepen in de Nationale Milieudatabase. Voor informatie over de Nationale Milieudatabase zie www.breeam.nl/hulp
Datum van publicatie:
15 oktober 2015
Toepassing versie NMD
De versie van de Nationale Milieudatabase (NMD) die wordt gebruikt voor de bewijsvoering van creditcriteria 1 (de overweging van drie materialenopties) wordt bepaald op basis van de registratiedatum. De actuele versie van de NMD op de datum van registratie is van toepassing en een recentere versie mag worden gebruikt. Echter: wanneer de actuele versie van de NMD minder dan een jaar voorafgaand aan de registratie is gepubliceerd mag voor creditcriteria 1 de voorgaande versie worden gebruikt.
Datum van publicatie:
16 februari 2017
Versie van de Bepalingsmethode
Voor de bepaling van de schaduwkosten dient de meest recente versie van de “Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW werken” op de registratiedatum aangehouden te worden voor de bepaling van de schaduwprijs. Er mag altijd gebruik worden gemaakt van een recentere versie van deze bepalingsmethode.
Datum van publicatie:
10 november 2017
Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken
Op 1 augustus 2017 is de bepalingsmethode uitgebreid met bijlage J. In deze bijlage zijn een aantal aanpassingen opgenomen. De aspecten in deze bijlage zorgen ervoor dat de scope, wat er in de berekening meegenomen dient te worden, is veranderd. Deze scopewijziging leidt tot aanzienlijk andere uitkomsten. Om deze reden is besloten om de bijlage voor alle BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie versies buiten beschouwing te laten.
Voor recente BREEAM-NL projecten geldt voor de MPG zodoende dezelfde scope als voor oudere projecten. Deze scope is vastgelegd in bijlage D van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Hierin wordt gesteld dat alle opbouwen van gebouw en perceel opgenomen moeten worden.
Daarnaast is er in de BRL een lijst met NL-SfB codes opgenomen van onderdelen die meegenomen moeten worden in het project. In de praktijk betekent dit dat alle in de NL-SfB-lijst opgenomen elementen op het perceel moeten worden opgenomen in de MPG-berekening. Alle elementen die buiten het perceel worden uitgevoerd vallen buiten de scope van de berekening. Alle producten en materialen die benodigd zijn om een betere energieprestatie dan de wettelijke EPC-eis te behalen moeten worden meegenomen in de MPG-berekening. Met BREEAM-NL wordt integraal het gebouw beoordeeld zoals deze is gebouwd, de materiaalberekening moet dus een reflectie zijn van het gebouw ‘as-built’ en overeenkomen met de materialen en technieken zoals deze zijn gebruikt in de ENE 1 berekening.
Datum van publicatie:
10 november 2017
Achtergrond / Baten
Het identificeren en stimuleren van het gebruik van materialen met een lage milieu-impact gedurende de volledige levenscyclus van het gebouw. In BREEAM-NL (maar ook bijvoorbeeld de Criteria duurzaam inkopen) is de basis voor het toekennen van punten / credits voor duurzaam materiaalgebruik gebaseerd op de MPG en bijbehorende materialendatabase (NMD).
Referentiewaarde
Als basis voor het toekennen van punten ligt de referentiewaarde, de procentuele verbetering t.o.v. van deze referentiewaarde bepaald bijvoorbeeld het aantal BREEAM-NL punten. De referentiewaarde reflecteert in principe een standaard gebouw zonder aanzienlijk duurzaam materiaalgebruik.
Bij elke update van de Nationale Milieudatabase (NMD) worden er wijzigingen doorgevoerd die van invloed kunnen zijn op de berekende schaduwprijs van een gebouw. Zeker als er bijvoorbeeld wijzigingen plaatsvinden aan de schaduwprijs van beton of staal kan dit een aanzienlijke invloed hebben op de berekening van de schaduwprijs. In de volgende tabel is daarom uitgezet welke versies van de Nationale Milieudatabase inmiddels zijn verschenen en wat de corresponderende referentiewaarde is. (zie de paragraaf Rekentools voor de corresponderende versies van de beschikbare rekentools).
Twee keer per jaar vindt de update van de Nationale Milieudatabase plaats. Op milieudatabase.nl staat de implementatiedatum van de volgende versie van de NMD gepubliceerd.
Nationale Milieudatabase en corresponderende referentiewaarden €/m²/jaar
(A) t/m BREEAM-NL 2011 | (B) BREEAM-NL 2014 | ||||||
database | datum lancering NMD | niet-industrie | industrie | woningen | niet-industrie | industrie | woningen |
NMD 1.0 + database greencalc 4.2 | 01-11-2011 | 1,3 | 1,3 | 1,1 | - | - | - |
NMD 1.2 | 15-09-2012 | 1,3 | 1,3 | 1,1 | - | - | - |
NMD 1.4 | 25-03-2013 | 1,3 | 1,3 | 1,1 | - | - | - |
NMD 1.5 | 14-10-2013 | 1,3 | 1,3 | 1,1 | 1,0 | 0,8 | 0,8 |
NMD 1.6 | 17-06-2014 | 1,0 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 0,8 | 0,8 |
NMD 1.7 | 15-06-2015 | 0,9 | 0,7 | 0,7 | 0,9 | 0,7 | 0,7 |
NMD 1.8 | 06-09-2016 | 0,9 | 0,7 | 0,7 | 0,9 | 0,7 | 0,7 |
NMD 2.0 | 15-06-2017 | 1,1 | 0,9 | 1 | 1,1 | 0,9 | 1 |
NMD 2.1 | 01-01-2018 | 0,95 | 0,75 | 0,8 | 0,95 | 0,75 | 0,8 |
NMD 2.2 | 13-07-2018 | 0,94 | 0,73 | 0,68 | 0,94 | 0,73 | 0,68 |
NMD 2.3 | 01-02-2019 | 0,94 | 0,73 | 0,68 | 0,94 | 0,73 | 0,68 |
NMD 3.0 | 01-01-2021 | 0,94 | 0,73 | 0,68 | 0,94 | 0,73 | 0,68 |
LET OP bij gebruik van deze tabel:
- BRL 2011 en voorgaand (kolom A). Voor deze versies van de beoordelingsrichtlijn Nieuwbouw mag een BREEAM-NL project zelf kiezen voor een versie van de Nationale Milieudatabase.
- BRL 2014 (kolom B). Datum van registratie van het project voor BREEAM-NL certificering bepaalt de versie van de Nationale Milieudatabase, het project mag altijd kiezen voor een meer recente versie van de NMD. Indien ten tijde van registratie van project de DGBC materialentool met meest recente versie van de NMD nog niet beschikbaar was, mag de NMD van voorgaande versie van de DGBC materialentool gebruikt worden. Hetzelfde geldt bij het gebruik van andere rekentools.
Referentiewaarde bepalen bij verschillende functies
Voor gebouwen met gebouwfuncties waarvoor verschillende referentiewaarden gelden, wordt de referentiewaarde voor het credit bepaald op basis van het BVO van de gebouwfuncties.
Bijvoorbeeld voor de NMD 1.8: Het project heeft een BVO van 4.000 m2, hiervan heeft 3.000 m2 een industriefunctie en 1.000 m2 kantoorfunctie. De referentiewaarde voor het project wordt dan (3000*0,7 + 1000*0,9) / 4000 = 0,75
Rekentools
Er zijn verschillende rekentools beschikbaar die gebruik maken van de Nationale Milieudatabase. Zo is er ondermeer de One Click LCA, MRPI Freetool, GPR Bouwbesluit en MPGCalc. Zo lang de tools gebruik maken van de nationale milieudatabase is het toegestaan de tool te gebruiken. Let wel op de versie van de NMD die de tool gebruikt, per versie van de NMD is een referentiewaarde van toepassing.
Zie onderstaand overzicht van versies van de NMD, en bijbehorende DGBCmaterialentool en versie van One Click LCA. Neem contact op met de leverancier van de andere rekentools voor de gebruikte versie van de Nationale Milieudatabse (NMD).
- One Click LCA = NMD v2.1 en recenter (beschikbaar per 1 maart 2018)
- DGBC Materialentool 3.20 = NMD v2.0 (beschikbaar per 15 juni 2017)
- DGBC Materialentool 3.10 = NMD v1.8 (beschikbaar per 29 november 2016)
- DGBC Materialentool 3.01 = NMD v1.7 (beschikbaar per 22 oktober 2015)
- DGBC Materialentool 2.21 = NMD v1.6 (beschikbaar per 14 november 2014)
- DGBC Materialentool 2.12 & 2.13 = NMD v1.5 (beschikbaar per 21 februari 2013)
- DGBC Materialentool 2.11 = NMD v1.4
- DGBC Materialentool 2.0 = NMD v1.2
- DGBC Materialentool 1.0 = greencalc 4.2 en NMD 1.0
Voor meer informatie en downloads zie website DGBC Materialentool.
Aanvullende informatie
Hoe moet de impact van minimaal 5% op de totale schaduwprijs berekend worden?
In de basis gaat het om de referentieberekening, het oorspronkelijke plan voor de bouw, waarmee de vergelijking moet worden gemaakt. Uitgangspunt van de criteria-eis en het benoemen van de 5% is dat er geen kleine opties zonder impact vergeleken kunnen worden om aan het eerste punt te voldoen.
Bijvoorbeeld: Bij berekening van het oorspronkelijk plan voor bouw blijkt de uitkomst 1,00 euro/m2/BVO te zijn, dit is optie A. Doormiddels van een analyse van de resultaten blijkt dat voornamelijk de dakconstructie een zware impact heeft op de totale milieubelasting. Voor de dakconstructie worden 2 andere materialenopties (optie B en optie C) met milieuwinst uitgedacht, wat een totaal van 3 opties geeft.
Optie A - kunststof = 1,00 euro/m2/jaar
Optie B - metaal = 0,96 euro/m2/jaar = -4%
Optie C - hout = 0,93 euro/m2/jaar = -7%
Totaal aan overwogen opties heeft een impact van 4 + 7 = 11% op de schaduwprijs.
Opmerking: Aangezien het niet mogelijk is om twee of drie opties tegelijkertijd uit te voeren dient de bovengenoemde totale milieu-impact enkel om een 'aanzienlijke impact' in de creditcriteria te kwantificeren. Het is aan de assessor om te beoordelen of de voorgestelde opties voldoende zijn om een serieuze overweging te maken.
In ons project worden kantoorruimten casco opgeleverd, hoe dien ik dit mee te nemen in de materialenberekening?
De inrichting van casco-kantoorruimten, zoals (metal-stud) binnenwanden, vormt geen onderdeel van de Greenlease-overeenkomst zoals IN-107 omschrijft. Toch kan de casco situatie in de tool worden ingevoerd door een conservatieve aanname van de inrichting van de kantoordelen mee te nemen in de berekening. Hier kan worden uitgegaan van het BVO van de casco-ruimte en gangbare materialen. In de huurovereenkomst zal, vergelijkbaar met de groenlease-overeenkomst, moeten worden opgesteld dat de huurder rekening houdt met de eisen uit de BRL, voor zowel MAT 1 als MAT 5.
Renovatie
Zie voor aanvullende informatie over renovatieprojecten pagina 221 van de Beoordelingsrichtlijn 2014 versie 2.0 onder het kopje "Aanvullingen op de criteria-eisen".
Datum laatste wijziging: 24 maart 2021