Achtergrond / Baten
De credit thermisch comfort heeft als doel een goed thermisch comfort in het gebouw te waarborgen doordat in de ontwerpfase temperatuursimulaties zijn uitgevoerd. Onderzoeken (bijvoorbeeld REHVA Guidebook # 6 (2006) – Indoor Climate and Productivity in Offices) tonen aan dat de arbeidsproductiviteit van werknemers hoger is bij een comfortabeler binnen klimaat. Werknemers zullen bovendien tevredener zijn over het binnenklimaat.
De eisen die gesteld worden hebben als doel in het zomerseizoen (voorjaar-zomer-najaar) de stijging van de binnentemperatuur boven het aanvaardbare comfortniveau te beperken. Er wordt daarmee voorkomen dat in de zomer de ruimtetemperatuur te hoog op zal lopen.
Hoe toe te passen
(Onderstaand is mede op basis van input van VABI, zie: Comforteisen toetsen met gebouwsimulatie)
Met een thermisch simulatieprogramma moet het binnenklimaat in verblijfsruimten doorgerekend worden. Het is gezien de complexiteit van dit soort berekeningen aan te raden om dit bij een adviseur die ervaring heeft met dit soort berekeningen neer te leggen. Het is mogelijk om uit te gaan van berekeningen voor maatgevende vertrekken indien aangetoond wordt dat andere ruimten gelijkwaardig zijn qua zonbelasting, interne warmtelast en technische installatie. De maatgevende vertrekken zijn de vertrekken die het snelste/meeste op zullen warmen.
Wanneer de definitieve indeling van het gebouw nog niet bekend is, moet een zo realistisch mogelijke inschatting hiervoor gedaan worden (zie toelichting bij Casco in de beoordelingsrichtlijn). Voor het oplevercertificaat is het dan waarschijnlijk noodzakelijk om de berekeningen aan ta passen aan de uiteindelijke situatie.
Een aantal programma’s die voldoen om een temperatuuroverschrijdingsberekening te maken staan genoemd bij de toelichting onder Definities in de beoordelingsrichtlijn.
Gedurende de jaren zijn er meerdere nationale en internationale methoden ontstaan om het thermisch comfort te berekenen en meten. De volgende methoden zijn in BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie versie 2014 zijn voorgeschreven.
- BREEAM-NL: Predicted Mean Vote (PMV) / NEN-ISO 7730;
- BREEAM-NL: Adaptieve Temperatuur Grenswaarde (ATG) / ISSO 74;
- BREEAM-NL: Frisse Scholen;
Niet elke methode is voor alle typen gebouwen en gebouwfuncties geschikt om te gebruiken, informatie over de verschillende systemen en voorwaarden staat hieronder beschreven. Algemeen is het niet mogelijk om een TO berekening te maken bij ontwerptemperaturen onder de 10oC en boven de 30oC.
Het is opgevallen dat voor veel Experts en Assessoren de werkingssfeer van deze methodieken en de daaraan gekoppelde eisen binnen BREEAM-NL regelmatig onduidelijk zijn. Onderstaande een algemene en vereenvoudigde omschrijving per methodiek.
Predictive Mean Vote (PMV) / NEN-EN-ISO 7730
De grondlegger van de methodieken om het thermisch comfort binnen gebouwen te voorspellen is P.O. Fanger. Op basis van empirisch onderzoek zijn gebouwgebruikers geënqueteerd, waarbij hen werd gevraagd naar hun ervaring van het thermisch comfort aan de hand van een 7 punts classificatie (+3 Heet/+2 Warm/+1 enigszins warm/0 neutraal/-1 enigszins koel/-2 koel/-3 koud).
De uitgangspositie van de methode is dat de gemiddelde beleving van het thermische comfort van de gebruikers wordt voorspeld aan de hand van 6 parameters. Deze zogenaamde Predicted Mean Vote (PMV) is gebaseerd op de volgende parameters:
- Luchttemperatuur;
- Gemiddelde stralingstemperatuur;
- Relatieve luchtvochtigheid;
- Luchtsnelheid;
- Activiteitenniveau van de gebruiker (metabolisme, met-waarde);
- Warmteweerstand van de kleding (clo-waarde).
Bij een PMV van 0 betekent dit dat de gebruikers bij het invullen van de enquête op basis van de 7 puntsclassificatie, gemiddeld tot de score 0 komen.
Daarnaast vond Fanger een relatie tussen de gemiddelde score (PMV) en het percentage van mensen die ontevreden zijn over het thermisch comfort (predicted percentage dissatisfied, PPD). Ontevreden is hier gedefinieerd als mensen die aangeven dat ze de ruimte ervaren als heet, warm, koel of koud. De relatie wordt weergeven in onderstaande grafiek. Hierin is te zien dat zelfs bij een PMV van 0 de ruimte nog door 5% van de mensen als onbehaaglijk ervaren.

Grafiek relatie PMV-PPD, bron NEN-EN ISO-7730:2015
De wijze waarop de PMV moet worden bepaald is vastgelegd in de NEN-EN ISO 7730. Door wisselende omstandigheden door het jaar of zelfs de dag heen verschilt de PMV van tijd tot tijd. Bij het maken van een temperatuursimulatieberekening wordt per uur bepaald wat de PMV van een ruimte is. In de NEN-EN-ISO 7730 zijn 3 categorieën benoemd, categorie A (PMV +/-0,2), categorie B (PMV+/-0,5) en categorie C (PMV +/-0,7). Deze negatieve en positieve getallen bepalen samen de bandbreedte waarbinnen het thermisch comfort moet liggen. Het aantal uren dat jaarlijks de berekende PMV lager is dan de gestelde waarde bij de categorie worden onderschrijdingsuren genoemd. Overschrijdingsuren zijn het aantal uur dat jaarlijks de berekende PMV hoger is dan de gestelde norm binnen de categorie.
Let op: Deze methode is geschikt om te gebruiken bij een ontwerptemperatuur tussen de 10 en 30 graden Celsius.
ISSO 74 / Adaptieve Temperatuur Grenswaarden (ATG)
De Nederlandse ATG eis conform ISSO publicatie 74 is een adaptieve methode. Bij de ATG methode wordt het percentage ‘ontevredenen’ voorspeld, vergelijkbaar met de PPD uit de ISO-7730. De ATG kent vier comfortklassen met een bijbehorend maximaal percentage voor het voorspelde aantal ‘ontevredenen'; klasse A (5%), klasse B (10%), Klasse C (15%) en klasse D (25%). Klasse A en B, C en D zijn vastgelegd met een temperatuur bandbreedte, zie onderstaande figuur.

Klasseverdeling ATG methode, bron Vabi publicatie “Comforteisen toetsen met gebouwsimulatie"
Het verschil tussen klasse A en B is de mogelijkheid van lokale persoonlijke beïnvloeding van het binnencomfort zoals de mogelijkheid om ramen te openen. Zoals te zien in bovenstaande grafiek zijn in ISSO 74 de specifieke operatieve temperatuurgrenzen aangewezen. Met een ATG temperatuursimulatie wordt het jaarlijks aantal uren met bepaalde specificaties bepaald. Om te voldoen aan klasse A of B dienen al deze berekeningen binnen de gestelde grenzen te liggen. Wanneer de temperatuursimulatie boven de grens van een bepaalde klasse komt, spreekt met van overschrijdingsuren. Onderschrijdingsuren zijn de tijden waarop de voorspelde temperatuur zich onder de bandbreedte van de klasse bevindt. Over- en onderschrijdingen kunnen binnen de ATG methode ook in een percentage worden uitgedrukt.
Let op: De range voor de ontwerptemperatuur ligt vast bij de ATG methode. Bij een afwijkende ontwerptemperatuur kan deze methode niet worden toegepast.
Frisse Scholen
Vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is het ‘Programma van Eisen – Frisse Scholen’ uitgebracht. De beoordeling van het thermische comfort is een adaptieve methode en bestaat uit 3 comfortklassen en heeft overeenkomsten met de ATG eis en de NEN-EN-ISO 15251. Maximaal 5% onder- of overschrijdingsuren is het standaard criterium vanuit het ‘Programma van Eisen – Frisse Scholen’
Overschrijding
De definitie voor een overschrijding is ‘Uren die aan de bovenzijde van de gestelde bandbreedte van de klasse uit NEN-ISO 7730:2005 (PMV) en ISSO 74:2014 voorkomen.’
Onderschrijding
De definitie van een onderschrijding is ‘Uren die aan de onderzijde van de gestelde bandbreedte van de klasse uit NEN-ISO 7730:2005 (PMV) en ISSO 74:2014 voorkomen.’
Analytische meting en evaluatie conform ISSO 74
De ISSO 74 paragraaf 4.3 werkt volgens een tweetrapsstructuur. De ISSO 74 kent een zogenaamde 1e en 2e trap die afhankelijk van de omstandigheden toegepast moet worden. De procedures die in de 1e en 2e trap zijn beschreven zijn bedoeld om na te gaan of er geen grote uitvoerings- en/of instellingsfouten zijn gemaakt die de thermische behaaglijkheid negatief beïnvloeden. Bijvoorbeeld lokaal onvoldoende verwarmingsvermogen, een niet goed ingeregelde klimaatinstallatie of foutieve setpointinstellingen.
Er zijn verificatieactiviteiten omschreven om te controleren of de klimaatinstallaties voldoen aan de eisen. Zo is omschreven 'wat' er gemeten moet worden, 'waar' er gemeten moet worden, maar ook 'wanneer, door wie, hoe' en staat beschreven hoe de bevindingen gerapporteerd dienen te worden. Ten slotte is voorgeschreven hoe er goedkeuring, verificatie, moet plaatsvinden. Welke afspraken zijn er bijvoorbeeld gemaakt als niet aan de verplichtingen wordt voldaan?
Dynamische thermische simulatie
Onder 'Definities' wordt gesteld dat de software ten minste voldoet aan de eisen die gesteld worden aan simulatieberekeningen conform NEN-EN-ISO 13792. Deze norm is, samen met andere normen, samengevoegd tot NEN-EN-ISO 52016-1:2017 en NEN-EN-ISO 52017-1:2017. Deze nieuwe normeringen kunnen daartoe ook worden aangehouden.
Als voorbeeld van een dynamisch simulatierekenmodel wordt daarnaast DYWAG genoemd. De naam van dit model is inmiddels DGMR Gebouwprestatie Simulatie.
Datum laatste wijziging: 21 maart 2023