BREEAM-NL Nieuwbouw en renovatie utiliteit v6.1.1

ENE 04 Passief ontwerp en milieu-impact installaties

Het verlagen van de energiebehoefte van het gebouw door passieve ontwerptechnieken en het stimuleren van toepassen van energie met een lage milieu-impact.

Beschikbare punten 3
Minimale vereiste Nee
Verplicht vanaf Nee
Projectgebonden Ja
Filtercredit Nee
Exemplary performance Nee

De credit bestaat uit drie delen:

  • Passief ontwerp (één punt);
  • Milieu-impact energiegebruik (één punt);
  • Toepassing vrije koeling (één punt).

Toon aan dat aan de volgende criteria wordt voldaan:

Eén punt - Passief ontwerp

  1. Het eerste punt van HEA 05 Thermisch comfort is behaald, waarmee wordt aangetoond dat het gebouw voldoet aan de vereisten voor een goed thermisch comfort.
  1. In de vroege ontwerpfase is een analyse uitgevoerd om te onderzoeken op welke manieren passieve ontwerptechnieken in het ontwerp kunnen worden geïntegreerd, met als doel de energiebehoefte te verlagen.
  1. Passieve ontwerptechnieken worden toegepast die de energiebehoefte van het gebouw aanzienlijk verlagen. De gebouwgebonden energiebehoefte (BENG 1 - conform NTA 8800) is ten minste 25% lager dan de naar gebruiksoppervlakte gewogen referentiewaarde uit Guidance Note 41.

Eén punt - Toepassing vrije koeling

  1. Aan criteria 1 t/m 3 is voldaan.
     
  2. In de analyse naar passief ontwerptechnieken uit criterium 2 is ook onderzocht of vrije koeling kan worden toegepast en hoe dit in het ontwerp geïntegreerd kan worden.
     
  3. In het gebouw zijn vrije-koeling strategieën toegepast, zoals beschreven in CN3.

Eén punt - Milieu-impact energiegebruik

  1. De milieu-impact van de gebouwgebonden energievraag is bepaald met de ENE 04 tool (zie methodiek), waarbij de schaduwprijs maximaal 0,90 €/m²/jaar bedraagt.

Referentie

onderwerp

omschrijving

Toepassingsgebied

CN1

Toepasbaarheid van de criteria

In hoofdstuk 3.2 Tabel 6 staat het toepassingsgebied voor elk criterium, per gebruiksfunctie en projecttype. Criteria die niet van toepassing zijn, worden daar weergegeven. Aanvullende of aangepaste criteria voor een specifiek projecttype en gebruiksfunctie staan in de aanvulling op de criteria van de credit.

CN1.1

Hernieuwbare elektriciteitsopwekking buiten eigen terrein

Opwekking van hernieuwbare elektriciteit buiten het eigen terrein wordt in deze credit niet gewaardeerd. Alleen de opwekking van hernieuwbare elektriciteit op het eigen terrein mag in de bepaling van de milieu-impact van de energievraag worden meegenomen. Ook de inkoop van groene stroom wordt in deze credit niet gewaardeerd.

Algemeen

CN2

Analyse passieve ontwerptechnieken

In de analyse van de passief ontwerptechnieken zijn de volgende factoren minimaal opgenomen:

  1. Locatie
  2. Weer op locatie
  3. Microklimaat
  4. Indeling van het gebouw
  5. Gebouworiëntatie
  6. Gebouwvorm
  7. Bouwmassa
  8. Thermische massa of andere thermische opslag in materialen
  9. Type gebruik van het gebouw (bv 24/7, kantooruren)
  10. Daglichtstrategie
  11. Ventilatiestrategie
  12. Aanpassing aan klimaatverandering.

CN3

Analyse vrije koeling

In de vrije-koeling analyse moeten de volgende passende technologieën worden overwogen:

  1. (Zomer)nachtkoeling (vereist een hoge thermische massa)
  2. Koudeopslag (WKO systeem)
  3. Balansventilatie (niet gekoppeld aan een actief koeling systeem)
  4. Koeling met grondwater
  5. Koeling met oppervlaktewater
  6. Adiabatische koeling (‘verdampingskoeling’)
  7. Ontvochtiging met behulp van een droogmiddel en adiabatische koeling op basis van restwarmte

CN4

Toepassing vrije koeling

Toepassingen van vrije koeling hebben betrekking op alle verblijfsruimtes in het gebouw.

CN5

Energievraag samenhang met ENE 01

Voor het bepalen van de gebouwgebonden energiebehoefte (criterium 3) en de milieu-impact van de energievraag (criterium 7) wordt gebruikgemaakt van dezelfde energieprestatieberekening als in ENE 01.

 

De bepaling van de milieu-impact van de energievraag (criterium 7) is omschreven in de Methodiek. Hierbij wordt enkel de opwekking van hernieuwbare energie op locatie meegenomen, die nodig is voor het primair fossiel energiegebruik (BENG 2), tot maximaal 0 kWh/m²/jaar.

CN6

Commissioningsmanager

De commissioningsmanager (zie credit MAN 04/05) toetst bij oplevering of de energieprestatieberekening overeenkomt met de gerealiseerde situatie.

Bepalen milieu-impact van de energievraag
Voor het berekenen van de milieu-impact van de gebouwgebonden energievraag wordt de ENE 04 tool gebruikt. In deze tool moeten de volgende gegevens worden ingevuld:

  • Oppervlakte in BVO (bruto vloeroppervlakte) en GO (gebruiksoppervlakte);
  • Levensduur van het gebouw (vastgesteld op 50 jaar voor utiliteitsbouw);
  • Gegevens uit de energieprestatieberekening:
    • Afgenomen primair energiegebruik per energiesoort (gas, warmte, elektriciteit);
    • Opwekkingssystemen voor hernieuwbare energie op het eigen perceel (bijvoorbeeld zonnepanelen, zonnecollectoren, windturbines).

Na het volledig invullen van de tool wordt de jaarlijkse milieu-impact per m² berekend in de vorm van schaduwkosten. De methode is gebaseerd op de "Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken". Deze methode bevat verschillende milieu-indicatoren en de bijbehorende schaduwkosten.

De milieu-impact van de meeste gangbare energievoorzieningen is opgenomen in de database van de ENE 04 tool en kan standaard worden geselecteerd. Het is ook mogelijk om specifieke productgegevens op te nemen in de berekening. In dit geval moet aangetoond worden dat de energiebesparing van de opwekkingssystemen gegarandeerd is. Voor het hele systeem moet een levenscyclusanalyse (LCA) worden opgesteld, die voldoet aan de eisen van de geldende versie van de "Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken".

LCA voor elektriciteitsopwekking
Voor duurzame elektriciteitsopwekking komen alleen systemen in aanmerking die op het perceel van het gebouw worden geplaatst. Wanneer elektriciteit van het elektriciteitsnet wordt afgenomen, ook als hernieuwbare elektriciteit wordt ingekocht, wordt uitgegaan van de standaardmix op het elektriciteitsnet.

LCA voor warmte- en/of koude netwerken
Deze is opgesteld voor het volledige warmte- en/of koude netwerk waarop wordt aangesloten. Dit betekent dat, wanneer er meerdere opwekkingsinstallaties zijn aangesloten, het rendement van alle installaties wordt meegerekend. Het is dus niet mogelijk om slechts één installatie aan dit project toe te wijzen. Daarnaast omvat deze LCA ook het distributiesysteem, tot aan de levering van de energie aan het gebouw.

Criteria

Ontwerpfase

Opleverfase

Alle

Met één of meer bewijsstukken, zoals vermeld in hoofdstuk 4.0 BREEAM-NL Bewijsmateriaal, moet worden aangetoond dat het project aan de criteria voldoet.

Energiespecialist

Een persoon met een relevante opleiding die energieberekeningen, installaties, adviezen, tekeningen en oplossingen met een lage CO₂-impact kan maken. Deze persoon is niet verbonden aan een leverancier van een specifiek product of energietechniek. De energiespecialist werkt bij een organisatie die is gecertificeerd volgens BRL 9500.

Vrije koeling

Verblijfsruimtes kunnen een groot deel van het jaar worden gekoeld met buitenlucht in plaats van met energie-intensieve mechanische koeling. Vrije koeling is een passieve ontwerptechniek, waarvan de effectiviteit moet worden aangetoond door technisch ontwerp en modellering. Andere vergelijkbare methoden zijn verbeterde passieve ventilatie, verbeterde zonwering en meer daglichttoetreding.

Microklimaat

Het lokale klimaat kan verschillen van het regionale of landelijke klimaat door geografische kenmerken, maar ook door menselijke invloeden zoals bebouwing. Binnen een microklimaatzone kunnen bijvoorbeeld de hoeveelheid neerslag, het aantal zonuren, de windsterkte en de temperatuur anders zijn dan in het regionale klimaat.

Geen.

Geen. 

Bepalen Milieu-impact energiegebruik

Voor het bepalen van de milieu-impact van het energiegebruik moet de ENE 04 rekentool worden gebruikt.

BREEAM-NL Nieuwbouw 2020 ENE 04 tool v4

In de rekentool is er een veld voor de niet-primaire en primaire energie. Voor de niet-primaire energie geldt de formule; [niet-primaire energie = primaire energie – verliezen e.d.], waarbij een primaire energiefactor van toepassing is van 1,45. Een project kan er hierbij voor kiezen om ofwel de primaire energie in te vullen, ofwel de niet-primaire energie. Het is niet de bedoeling dat beiden velden worden ingevuld in de tool. 

Home