Voorbeeldberekening het percentage vloeroppervlak gerelateerd aan het aantal relevante verblijfsruimtes dat moet voldoen te bepalen (criteria 4 t/m 6)
Zes relevante ruimtes hebben elk een vloeroppervlakte van 150 m2. Het totale relevante vloeroppervlakte is 900 m2. In het geval van de gebruikersfunctie kantoor moet voor één punt 80% van dit vloeroppervlak voldoen aan het criterium. 720 m2 moet voldoen aan de criteria beschreven in de NEN 17037:2018+A1:2022. Dit komt overeen met 4,8 kamers. Het aantal kamers moet altijd naar boven worden afgerond, dus in dit voorbeeld moeten vijf kamers voldoen aan de voorwaarden in de NEN 17037:2018+A1:2022 om de punten te halen.
Voorbeeld berekening oppervlak dat moet voldoen (industriefunctie en kantoorfunctie):
(zie hulppagina of PDF voor de afbeelding)
In dit theoretische voorbeeld zijn de gebieden binnen de oranje gestippelde lijn, verkeersgebieden/routes. Deze hoeven aan geen criteria te voldoen (CN2).
Het gebied binnen de grijze gestippelde lijn heeft functie Industriefunctie, Overige ruimtes (opslag – logistiek) zoals omschreven in tabel HEA 01.1. Op basis van de tabel moet 35% van het vloeroppervlak aan de criteria voor daglichttoetreding voldoen. Op basis van CN3 mag de voetafdruk van de stellingen buiten beschouwing worden gelaten (rood omkaderd). Het totale BVO van het grijze industrie gedeelte is 3000 m2. De BVO voetafdruk van de stellingen samen is 1000 m2.
De conclusie is dat 35% van dit gebouwgedeelte van 2000 m2 = 700 m2 van het vloeroppervlak moet voldoen aan de daglichtcriteria.
Het licht groene gebied heeft eveneens een industriefunctie en is opgedeeld in twee delen. Volgens tabel HEA 01.1 valt deze ruimte onder Industriefunctie, Productieruimte, inpakruimte. Het grote gedeelte heeft een lopende band met een aantal zit- en sta werkplekken langs deze lopende band. De ruimte met lopende band is in totaal 1000 m2. De andere lichtgroene ruimte is op een mezzanine. Daar vindt de laatste assemblage plaats. Ook hier zijn een aantal sta werkplekken. Ook deze ruimte valt onder Industriefunctie, Productieruimte, inpakruimte. In totaal heeft een formaat van 200 m2. Het totale oppervlak Industriefunctie, Productieruimte, inpakruimte is 1200 m2 en er zijn twee ruimtes te onderscheiden.
Conclusie voor twee punten:
Beide ruimtes aan de criteria voor daglichttoetreding moeten. De mezzanine is 200 m2 en daarmee meer dan 10% van het oppervlak Industriefunctie, Productieruimte, inpakruimte. Volgens CN13 moet tenminste 90% van het oppervlak moet voldoen afgerond op hele ruimtes voor twee punten.
Conclusie voor één punt:
De mezzanine mag buiten beschouwing worden gelaten. 20% van 1200 m2 = 240 m2. Het betekent de mezzanine niet aan de criteria voor daglichttoetreding hoeft te voldoen als de productieruimte wel aan de criteria voldoet. Echter moet de mezzanine moet conform CN13 wel een mate van daglicht kunnen ervaren. Dat kan door middel van een raam of via geleend licht (CN12).
In de credit HEA 01 wordt onderscheid gemaakt tussen type industrie oppervlak op basis van de aanwezigheid van werkplekken en de werkzaamheden die daar plaatsvinden. De puntentoekenning wordt gedaan op basis van de volledige industriefunctie. Het betekent in dit voorbeeld dat als de ruimte met de lopende band en mezzanine wel voldoet aan de criteria, maar het opslag gedeelte niet, de gehele industriefunctie niet voldoet.
De blauwe ruimtes zijn een kantoortuin van 300 m2 en twee identieke ruimte van 20 m2 met ieder één werkplek. Het totale oppervlak is 340 m2. Hier moet 90% van het vloeroppervlak voldoen afgerond op hele ruimtes. Maximaal mag 34 m2 niet voldoen aan de criteria voor daglichttoetreding. Aangezien beide ruimtes met één werkplek kleiner zijn dan 20 m2, hoeft één van de twee één-zit werkplekken niet te voldoen. Maar volgens CN13 moet wel een mate van daglicht kunnen ervaren. Dat kan door middel van een raam of via geleend licht (CN12).
De conclusie is dat voor twee punten er maximaal één ‘één-zit werkplek’ niet mag voldoen aan de criteria voor daglichttoetreding. Alle overige ruimtes met een kantoorfunctie moeten voldoen aan de criteria voor daglichttoetreding.
Daglichtberekeningen
Rekenmodel
De daglichtberekeningen vereisen gedetailleerde computermodellen om de daglichtverlichting op berekeningspunten binnen de beoordeelde ruimtes te simuleren. Het rekenmodel moet alle relevante verblijfsruimtes en eventuele externe oppervlakken bevatten die het ontvangen licht kunnen beïnvloeden.
De berekeningen moeten worden uitgevoerd met behulp van klimatologische gegevens voor de locatie van de site (via een geschikt weerbestand in de software) met een minimaal uurlijkse interval voor een typisch jaar, en met geschikte simulatieparameters zoals beschreven in de volgende secties.
Oppervlakte-reflectie
Bij het berekenen van daglichtverlichting moeten interne en externe oppervlakken en obstakels worden gemodelleerd, inclusief geschikte waarden voor oppervlakte-reflectie. Apparatuur en meubels hoeven niet te worden meegenomen. Als bomen het daglicht in de nieuwe ontwikkeling beïnvloeden, moeten deze worden meegenomen volgens de richtlijnen in het BRE-rapport BR209, Site layout planning for daylight and sunlight: a guide to good practice.
Als oppervlakteafwerkingen zijn gespecificeerd of op locatie zijn gemeten, kunnen deze worden gebruikt in de daglichtberekeningen, met inbegrip van geschikte factoren voor onderhoud en meubels. Maximale reflectie voor de volgende oppervlakken hieronder is aangegeven.
Oppervlakte
|
Maximale reflectie
|
Wit geschilderde oppervlaktes
|
0,8 binnen en 0,6 buiten
|
Lichte pastel interne muren
|
0,7
|
Lichte houten interne vloeren
|
0,4
|
De gebruikte oppervlakte-reflectiewaarden moeten worden gespecificeerd in de beoordeling, samen met een specificatie van de materialen. Als oppervlakte-reflectiewaarden niet zijn gemeten of gespecificeerd, moeten de standaardwaarden worden gebruikt zoals hieronder aangegeven.
Oppervlakte
|
Standaard reflectiewaarden
|
Interne muren
|
0,7
|
Interne plafonds
|
0,7
|
Interne vloeren
|
0,2
|
Externe muren en obstakels
|
0,2
|
Externe grond
|
0,2
|
Externe obstakels moeten worden meegenomen, inclusief toekomstige gebouwen waarvoor een bouwvergunning is verleend.
Glasdoorlatendheid
Voor schoon, helder dubbelglas met een lage emissiecoating kan een waarde van 0.68 voor diffuse doorlatendheid worden gebruikt, tenzij een specifieke waarde is opgegeven. Voor andere soorten glas kan de diffuse doorlatendheid worden berekend door de normale lichtdoorlatendheid van de fabrikant te vermenigvuldigen met 0.91. Er moet zorgvuldig worden omgegaan met de juiste waarden in de rekensoftware, aangezien veel softwareprogramma’s de normale lichtdoorlatendheid gebruiken, die direct beschikbaar is bij de glasfabrikant, en correcties toepassen voor licht dat van schuine hoeken komt.
De glasdoorlatendheid, inclusief onderhoudsfactoren, moet worden meegenomen in de berekeningen, samen met het modelleren van de raamkozijnen. Als raamkozijnen niet specifiek zijn opgenomen in het rekenmodel, moeten de raamfactoren worden toegepast op basis van de verhouding van glas tot totale opening voor het type opening dat wordt gebruikt. Deze factoren variëren meestal met de openinggrootte en of er deelbare delen zijn. Als openingstypes niet zijn gespecificeerd, moeten de resultaten voor de totale opening worden vermenigvuldigd met een standaard raamfactor, zoals hieronder weergegeven.
Openingstypes
|
Standaard raamfactoren
|
Ramen met kleine ruiten
|
0,5
|
Normale ramen met deelbare delen
|
0,6
|
Terrasdeuren
|
0,7
|
Horizontale dakramen
|
0,7
|
Daglichtberekeningen moeten ook een onderhoudsfactor voor het glas bevatten om de afname van de lichtdoorlatendheid door vuilophoping in de loop van de tijd te compenseren. De zichtbare lichtdoorlatendheid van het glas moet worden gecorrigeerd met de onderhoudsfactor in de daglichtberekeningen. Deze factor per project worden bepaald in overeenstemming met de tabellen NA.2, NA.3 en NA.4 uit de NEN 17037:2018+A1:2022.
Berekeningsrooste
De daglichtverlichting moet worden berekend op een rooster van punten op een referentievlak binnen elk beoordeeld gebied. Het referentievlak wordt meestal beschouwd als het horizontale werkvlak op 0,85 m boven de vloer, tenzij anders gespecificeerd voor de activiteiten die in de beoordeelde gebieden plaatsvinden.
Het berekeningsrooster over het horizontale werkvlak kan een band langs de muren uitsluiten, tenzij dit onderdeel is van de relevante verblijfsruimte dat door gebouwgebruikers wordt gebruikt. Deze band mag niet breder zijn dan 0,5 meter.
Geleend licht
Voor gebieden waar geleend licht wordt gebruikt om te voldoen aan de daglichtcriteria, moeten berekeningen of resultaten van geschikte verlichtingsontwerpsoftware worden geleverd om aan te tonen dat dergelijke gebieden voldoen aan de BREEAM-criteria (indien het licht van deze bronnen vereist is om de relevante verblijfsruimte te laten voldoen).
Evaluatie van verblinding door daglicht criteria 8 en 9
Daglicht Schitteringskans (DGP)
DGP is een maatstaf voor ongemak door schittering in ruimtes die zijdelings verlicht worden. Het houdt rekening met hoe fel het daglicht is op ooghoogte en met de helderheid en positie van mogelijke schitteringsbronnen in het gezichtsveld van iemand. Hoewel je DGP met een formule kunt berekenen, gebeurt dit meestal met speciale software voor daglichtanalyse.
De waarden van DGP kunnen als volgt worden ingedeeld:
DGP ≤ 0,35: Schittering is meestal niet merkbaar.
0,35 < DGP ≤ 0,40: Schittering is merkbaar, maar niet storend.
0,40 < DGP ≤ 0,45: Schittering is merkbaar en vaak storend.
DGP ≥ 0,45: Schittering is onverdraaglijk.
Volgens de normen van EN17037 moet een DGP-waarde van meer dan 0,45 niet vaker dan 5% van de tijd voorkomen in ruimtes waar activiteiten zoals lezen of werken met een scherm plaatsvinden. Voor een gemiddelde bescherming mag de DGP-waarde maximaal 0,40 zijn, en voor hoge bescherming maximaal 0,35, ook voor niet meer dan 5% van de tijd.
De standaard bezettingsuren zijn van 8.00 tot 18.00 uur van maandag t/m vrijdag. Andere uren kunnen ook worden gebruikt als dat nodig is.
DGP-berekeningen moeten worden uitgevoerd met een computermodel van de ruimte, zoals eerder beschreven. Deze berekeningen moeten voor elke werkplek op een hoogte van 1,2 meter worden gedaan.