BREEAM-NL Nieuwbouw en renovatie utiliteit v6.1.1

Referentie

onderwerp

omschrijving

Toepassingsgebied

CN1

Toepasbaarheid van de criteria

In hoofdstuk 3.2 Tabel 6 staat het toepassingsgebied voor elk criterium, per gebruiksfunctie en projecttype. Criteria die niet van toepassing zijn, worden daar weergegeven. Aanvullende of aangepaste criteria voor een specifiek projecttype en gebruiksfunctie staan in de aanvulling op de criteria van de credit.

CN1.1

Industriefunctie

Criteria 4 en 5 zijn alleen van toepassing op de industriefunctie.

Algemeen

CN2

Bestaand vervoersplan

Als er al een up-to-date vervoersplan aanwezig is, bijvoorbeeld bij een gebouwuitbreiding of wanneer het gebouw deel uitmaakt van een campus, kan het eerste punt worden toegekend. Het vervoersplan moet van toepassing zijn op de gebruikers van het beoordeelde gebouw.

CN3

Maatregelen vervoersplan

Maatregelen uit het vervoersplan zijn gericht op de volgende aspecten:

1. Het voorkomen van vervoer (telewerken en flexplekken).
2. Het voorkomen van (vracht)autogebruik en de verbetering van de bereikbaarheid door het aanbieden van alternatieve vervoersvormen (OV, fiets, carpoolen, etc) en de betere afwikkeling van koeriersdiensten en (af)levering.
3. Het stimuleren van alternatieve vervoersmiddelen (zoals oplaadpunten voor elektrische auto’s, scooters, fietsen).

Voorbeelden van maatregelen die kunnen worden opgenomen in het vervoersplan (niet gelimiteerd tot deze lijst):

1. Parkeerplaatsen voor carpoolers
2. Speciale en goed geplaatste fietsenstallingen en omkleedfaciliteiten
3. Verbeterde verlichting, groenvoorziening en beschutting om wacht- ruimtes en OV-haltes aangenamer te maken
4. Onderhandelen over betere busdiensten, bijvoorbeeld busroutes veranderen of kortingen aanbieden
5. Toegangsbeperking voor het parkeren van auto's, of kosten in rekening brengen
6. Financiële voordelen voor lopen, fietsen, OV, of carpoolen. Informatieborden voor OV en carpoolen in toegangshallen
7. Verbeterde, veilige toegang voor voetgangers en fietsers voor zover haalbaar en binnen het bereik van de bestaande locatie - i.e. voor alle soorten gebruikers, ongeacht hun mobiliteitsniveau of slechtziendheid door middel van verbeterde verlichting, wegmarkering en borden voor fiets- en voetgangersroutes naar aangrenzende verkeersroutes, OV-knooppunten en voorzieningen en aanbod van nieuwe of verbeterde oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers
8. Wachtruimtes en afzetpunten voor taxi's
9. Gebouwen in een landelijke omgeving hebben goed afgestemde toegangsroutes naar lokale voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een stadscentrum.
10. Ontsluiting via meerdere modaliteiten voor het goederentransport en een betere afwikkeling transportbewegingen

CN4

Eindgebruiker betrekken bij vervoersplan

Als de eindgebruiker bekend is, moet deze betrokken worden bij de ontwikkeling van het vervoersplan en ervoor zorgen dat het vervoersplan wordt uitgevoerd zoals beschreven.

Er is ook een vervoersplan nodig als de eindgebruiker of eigenaar nog niet bekend is. Dit mag ook een tussentijds vervoersplan zijn dat voldoet aan de criteria. De ontwikkelaar moet bevestigen dat een kopie van het vervoersplan zal worden overhandigd aan de toekomstige huurders, eigenaar of gebruikers van het gebouw, zodat het als basis dient voor hun eigen vervoersplan.

CN5

Vervoersmodaliteit

De vervoersmodaliteit is de manier waarop het goederenvervoer kan plaatsvinden. Gebouwen zijn standaard aangesloten op het wegennet en wegtransport wordt gezien als één modaliteit. Voor andere modaliteiten, zoals rail of water, moet worden aangetoond dat de juiste faciliteiten, zoals overslagmaterieel, aanwezig zijn. Vervoer via de lucht wordt niet als een alternatieve modaliteit gezien, omdat de milieueffecten hiervan groter zijn dan die van wegtransport.