Referentie
|
onderwerp
|
omschrijving
|
Toepassingsgebied
|
CN1
|
Toepasbaarheid van de criteria
|
In hoofdstuk 3.2 Tabel 6 staat het toepassingsgebied voor elk criterium, per gebruiksfunctie en projecttype. Criteria die niet van toepassing zijn, worden daar weergegeven. Aanvullende of aangepaste criteria voor een specifiek projecttype en gebruiksfunctie staan in de aanvulling op de criteria van de credit.
|
CN1.1
|
Projecttype casco en centrale installaties
|
Criteria 1 t/m 7 zijn van toepassing voor de relevante projecttypes en gebruiksfuncties. Waar aannames moeten worden gedaan voor het thermisch modelleren, moeten deze acceptabel en representatief zijn voor de gebruikspatronen en belastingen die typisch zijn voor het gebouw.
|
CN1.2
|
Ongekoelde ruimtes met een industriefunctie
|
Ruimtes die door processen, activiteiten of het type producten alleen een minimale temperatuur onder de 16 °C hanteren en niet actief koelen om een maximale ruimtetemperatuur te hanteren, kunnen maximaal één punt behalen voor de credit HEA 05 – Thermisch comfort, mits aan criterium 4 is voldaan. Als niet aan criterium 4 is voldaan, zijn er geen maatregelen genomen om het thermisch comfort voor de gebruikers van die ruimte te waarborgen.
|
CN1.3
|
Onderwijsfunctie (na)regeling temperatuur
|
De criteria 8 t/m 11 van deze credit zijn uitsluitend bedoeld voor bediening door personeel, niet voor leerlingen. In aanvulling op een actieve na-regeling kan in de zomer de temperatuur ook worden beïnvloed door handmatig instelbare buitenzonwering en te openen ramen.
|
CN1.4
|
Sportfunctie criteria 1 t/m 6
|
De borging van thermisch comfort bij zwembaden gebeurt volgens de ontwerprichtlijnen in VDI 2089, Blad 1, 2010. Voor zwembaden zijn statische berekeningen voldoende. De criteria 1 t/m 6 zijn niet van toepassing op sauna’s of wellnessruimtes.
|
CN1.5
|
Sportfunctie criteria 8 t/m 11
|
Criteria 8 t/m 11 zijn niet van toepassing op zwembaden. Voor fitness- en wellnessruimtes moet regelbaarheid per verblijfsruimte worden gerealiseerd. Dit betekent dat de bediening door personeel moet plaatsvinden en dat ruimtes die kunnen worden opgedeeld, afzonderlijk regelbaar moeten zijn.
|
CN1.6
|
Laboratorium criteria 1 t/m 11
|
Ruimtes waarbij thermisch comfort voor personen ondergeschikt is aan procescondities en de temperatuurgevoeligheid ≤Å}1,5 K is ten opzichte van de normatieve waarde, kunnen worden uitgesloten van beoordeling. Voor andere laboratoriumruimtes, waar thermisch comfort niet ondergeschikt is aan procescondities, gelden dezelfde eisen als voor kantoorruimtes.
|
Algemeen
|
CN2
|
Typische bezetting- en gebruikspatronen
|
De standaardbezetting van het gebouw wordt vastgesteld op basis van een realistische aanname door het ontwerpteam en getoetst door de Assessor.
Als uitgangspunt voor de maximale bezetting kunnen de gegevens van de toetsing van de maximaal toegestane bezettingsgraad met betrekking tot brandveiligheid en ontruiming worden gebruikt.
|
CN3
|
Parameters kledingisolatie (clo), activiteitenniveau en metabolisme (MET)
|
De grenswaarden in ISSO 74 zijn gebaseerd op een activiteitenniveau tot 1,4 MET en een kledingprotocol met een isolatiewaarde tussen 0,5 en 1,0 clo. Als er afwijkingen zijn in metabolisme of kledingisolatie, moeten de grenswaarden dienovereenkomstig worden aangepast, zoals beschreven in ISSO 74. In situaties met een strikt kledingprotocol moeten de bèta-bovengrenzen worden toegepast.
Bij berekeningen volgens NEN-ISO 7730 moeten de volgende parameters verplicht worden vermeld: aannames over kledingisolatie voor zowel winter als zomer, activiteitenniveau en metabolisme (MET-waarde).
|
CN4
|
Analytische meting en evaluatie van het thermisch comfort (criterium 3)
|
Voor het ontwerpcertificaat is een rapportage en analyse van de temperatuuroverschrijdingsberekeningen nodig, zoals beschreven in Tabel HEA 05.1.
Voor het oplevercertificaat omvat de ‘analytische meting en evaluatie’ het verifiëren van het thermisch comfort door middel van praktijkmetingen. In ISSO 74:2024, paragraaf 4.3, wordt uitgelegd hoe deze praktijkmeting moet worden uitgevoerd en hoe de resultaten moeten worden gepresenteerd. Deze procedure moet gevolgd worden.
Een praktijkmeting voor het verifiëren van het thermisch comfort vereist bepaalde randvoorwaarden, zoals beschreven in ISSO 74:2024 – 4.3. Belangrijke randvoorwaarden zijn onder andere:
- De metingen moeten minimaal drie weken aaneengesloten plaatsvinden;
- De metingen moeten plaatsvinden bij representatief weer;
- De gemeten temperatuur moet 95% van de tijd binnen de vereiste temperatuurgrenzen blijven.
Als er tijdens de certificering geen geschikte periode is voor een zinvolle praktijkmeting, moet dit worden onderbouwd door de organisatie die de metingen uitvoert. Daarnaast moet er een opdrachtbevestiging aan de Assessor worden geleverd, waaruit blijkt dat de praktijkmeting alsnog zal worden uitgevoerd.
|
CN5
|
Analyse, meting en evaluatie van het thermische comfort (criterium 4)
|
Voor het ontwerpcertificaat is een analyse uitgevoerd die passieve ontwerptechnieken overwegen om vervolgens toe te kunnen passen in het gebouw.
Voor het oplevercertificaat moet een praktijkmeting voor het verifiëren van het thermisch comfort worden uitgevoerd. Voorwaarden waaraan deze meting moet voldoen.
- De metingen moeten minimaal drie weken aaneengesloten plaatsvinden.;
- De metingen moeten plaatsvinden tussen juni en augustus bij representatief weer;
- De gemeten temperatuur mag tijdens de meetperiode niet meer dan 2 °C boven de temperatuur aangehouden de analyse uitkomen.
Als er tijdens de certificering geen geschikte periode is voor een zinvolle praktijkmeting, moet dit worden onderbouwd door de organisatie die de metingen uitvoert. Daarnaast moet er een opdrachtbevestiging aan de Assessor worden geleverd, waaruit blijkt dat de praktijkmeting alsnog zal worden uitgevoerd.
|
CN6
|
Kantoortuinen of ruimtes groter dan 40 m2
|
Voor kantoortuinen of ruimtes groter dan 40 m2 moet aangetoond worden dat de installatietechnische voorziening op ruimteniveau aanwezig zijn. Dit is belangrijk voor het geval de open ruimte in de toekomst wordt opgedeeld in kleinere eenheden. Het moet mogelijk zijn om de temperatuur per 40 m2 te regelen binnen een bereik van -2 °C tot +2 °C met een aanpassing snelheid van 2 °C per twee uur na het verstellen. De benodigde technische installaties moeten al fysiek aanwezig zijn, maar de regelaar hoeft nog niet geïnstalleerd te zijn als de ruimte nog niet is opgedeeld. Het moet wel mogelijk zijn om een regelaar aan te brengen.
Voor ruimtes die meerdere verdiepingen hoog zijn en die niet zonder grootschalige renovatie in kleinere ruimtes kunnen worden opgedeeld, geldt deze eis niet. Er moet echter worden aangetoond dat opdeling alleen mogelijk is door middel van een grootschalige renovatie.
|
CN7
|
Parameters
|
Voor de simulatie moeten de gekozen parameters overeenkomen met het ontwerp en de uitgangspunten die voor andere credits worden gebruikt. De parameters mogen niet alleen worden aangepast voor een betere uitkomst op papier. Dit moet duidelijk zijn in het ontwerp van het gebouw en de installaties, zoals vastgelegd in het bewijsmateriaal van onder andere credit ENE 01.
|
CN8
|
95% gebruikerstijd
|
Volgens de Nederlandse best practices moeten de minimale eisen voor thermisch comfort voor 95% van de gebruikstijd worden nageleefd. Houd er rekening mee dat de gebruikstijd per gebouwtype en functie kan variëren. De relevante gebruikstijd voor het gebouw moet zijn vastgesteld in de uitgangspunten van de berekening.
|
CN9
|
Software om dynamisch te simuleren
|
De software moet voldoen aan de eisen van simulatieberekeningen conform NEN-EN-ISO 52017-1:2017 en NEN-EN-ISO 52016-1:2017.
Voorbeelden van dynamische simulatierekenmodellen zijn:
- VABI-VA114, TRNSYS.
- IDA-ICE (Indoor Climate and Energy).
- TASE, Energy+ WEI-model (ECN).
- DGMR Gebouwprestatie Simulatie.
Nota bene: Gecertificeerde NL-EPBD-software voor de bepaling van het energiecertificaat of het opstellen van een maatwerkadvies voldoet niet aan de eisen van een dynamische thermische simulatie.
|
CN10
|
Temperatuurbediening
|
Voor wat betreft criteria 8 t/m 11 worden onder andere de volgende systemen bedoeld:
- Wandthermostaten;
- Thermostaatkranen op radiatoren en convectoren;
- Regelknoppen op elektrische kachels en verwarmingstoestellen;
- Regelknoppen van airco’s en andere koeltoestellen;
- Schuifregelaars of regelbare luchtonderbrekers op verwarmings- of koeltoestellen of ventilatiesystemen;
- Temperatuurregeling met te openen ramen;
- Bedieningsapplicatie op een telefoon of tablet.
|