BREEAM-NL Nieuwbouw en renovatie utiliteit v6.1.1

Type Ruimtes

Luchtdoorlatendheid per m² bouwschil schiloppervlak (m³/h.m²) bij 50 Pa (qv50)

Industriefunctie - geconditioneerde ruimte met een temperatuur lager dan 0 ˚C

0.2

Industriefunctie - geconditioneerde ruimte met een temperatuur lager dan 0 ˚C - 12 ˚C

0,7

Industriefunctie - geconditioneerde ruimte met een temperatuur vanaf 12 ˚C

0,9

Industriefunctie – Ruimtes met alleen verwarming vanaf 12 ˚C

1,0

Referentie

Onderwerp

Omschrijving

Toepassingsgebied

CN1

Toepasbaarheid van de criteria

In hoofdstuk 3.2 Tabel 6 staat het toepassingsgebied voor elk criterium, per gebruiksfunctie en projecttype. Criteria die niet van toepassing zijn, worden daar weergegeven. Aanvullende of aangepaste criteria voor een specifiek projecttype en gebruiksfunctie staan in de aanvulling op de criteria van de credit.

CN1.1

Sportfunctie

Wanneer er in het project een zwembad aanwezig is, dan moeten de installaties gerelateerd aan het zwembad ook onderdeel zijn van de commissioning.

CN1.2

Trainingen als de gebruiker onbekend is

Als bij het certificeren van het projecttype casco en centrale installaties de eindgebruiker niet bekend is, moet alleen de gebouwbeheerder worden getraind.

CN1.3

Proces gerelateerde apparatuur

Apparatuur die nodig is voor proces- of fabrieksdoeleinden en onderdeel is van het project, mag buiten beschouwing worden gelaten voor deze credit. Dit geldt alleen als de apparatuur geen onderdeel uitmaakt van de gebouwgebonden energieprocessen, zoals bijvoorbeeld het gebruik van restwarmte van deze installaties. Als de apparatuur hier wel onderdeel van uitmaakt, moet deze wel worden meegenomen.

Algemeen

CN2

Commissioningsmanager

Een onafhankelijke deskundige persoon die tot taak heeft een Commissioningsplan op te stellen en een team van commissioningsspecialisten samen te stellen. Hij of zij is onafhankelijk van de installatie-adviseur en uitvoerend installatiebedrijf. Hij of zij bewaakt voor de opdrachtgever de (gewenste) prestaties die zijn vastgesteld in het Commissioningsplan. De persoon heeft aantoonbare ervaring als commissioningsmanager, en/of heeft hiervoor een opleiding gevolgd (bijv. “Commissioning Manager” bij TVVL).  Personen die met deze kwalificatie zijn opgenomen in het register van Geregistreerde commissioners bij commissioning Nederland voldoen in ieder geval aan deze kwalificatie. 

CN3

Commissioning van de installaties en de regelsystemen

De Commissioningsmanager controleert of de regelsystemen op de juiste manier zijn ingesteld en functioneren. Er wordt in de rapportage verslag gedaan dat:

1. Inbedrijfstelling van lucht- en watersystemen zijn uitgevoerd wanneer alle bedieningsapparatuur geïnstalleerd, bedraad en functioneel zijn (respectievelijk HEA 04 en WAT 01).
2. Inbedrijfstelling van lichtsystemen zijn uitgevoerd wanneer alle bedienings- apparatuur geïnstalleerd, aangesloten en functioneel zijn (Ref. HEA 02)
3. De inbedrijfstelrapportage aanwezig is en voorzien is van de resultaten van de lucht- en waterstroom, de resultaten van fysieke metingen van ruimtetemperaturen, buitentemperatuur en andere belangrijke parameters, al naar gelang van toepassing.
4. De GBS- of bedieningselementeninstallatie vóór het uitvoeren van de seizoensgebonden test in auto-modus werkt met acceptabele interne klimaatomstandigheden conform de eisen.
5. De gebruikersinterface van de regelsystemen voor oplevering volledig geïnstalleerd en functioneel is; dus inclusief alle GBS schema’s en grafische afbeeldingen en dashboard instellingen.
6. De gebruikers van de regelsystemen volledig zijn opgeleid in de werking van alle systemen.

CN4

Goedkeuring energieprestatie berekening voor ENE 01

De commissioningsmanager moet na afronding van de commissioningswerkzaamheden (exclusief seizoensgebonden inregelen) de energieprestatieberekening toetsen aan de werkelijke situatie. Bij de credit ENE 01 moet de commissioningsmanager een verklaring afgeven dat de energieprestatieberekening installatietechnisch voldoet.

Thermografisch- en luchtdichtheidsonderzoek

CN5

Commissioning van de bouwkundige schil: Thermografisch onderzoek

Een thermografisch onderzoek is uitgevoerd.

1. Het onderzoek voldoet aan de eisen die hieraan zijn gesteld in NEN-EN 13187 Thermische eigenschappen van gebouwen.
2. Eventuele defecten geïdentificeerd via de thermische inspectie worden gecorrigeerd, waarna het gebouw opnieuw wordt onderzocht om te bevestigen dat het voldoet aan de eisen.
3. Het onderzoek en testen wordt uitgevoerd door een deskundig persoon (CN10).

CN6

Commissioning van de bouwkundige schil: Tegengaan thermische onregelmatigheden

Thermisch onderzoek op basis van NEN-EN 13187 Thermische eigenschappen van gebouwen – Kwalitatieve detectie van thermische onregelmatigheden in de gebouwschil – Infraroodmethode, waaruit blijkt dat:

1. Er geen noemenswaardige thermische lekken aanwezig zijn;
2. Er geen excessieve koudebruggen aanwezig zijn;
3. Er geen noemenswaardige luchtinfiltratie plaatsvindt, behalve waar deze bewust is ontworpen en aangebracht (bijvoorbeeld ventilatieopeningen).

CN7

Commissioning van de bouwkundige schil: Voorwaarden luchtdoorlatendheidsmeting

De meting volgens NEN-EN ISO 9972 voldoet aan de volgende eisen:

1. De luchtdoorlatendheidsmeting is zowel in een onderdruk- als overdruksituatie uitgevoerd.
2. De meting is uitgevoerd met een betrouwbaarheid van ≥ 90%, de onder- en overdrukwaarden moeten beide worden gerapporteerd.
3. Er zijn ten minste zes meetpunten gekozen (vijf intervallen).
4. Het interval tussen de meetpunten is ≥ 5 pascal en ≤ 10 pascal.
5. Het meetpunt met de laagste druk is ten minste 25 pascal.
6. De meetpunten en overige uitgangspunten zijn door een rapportage vastgelegd en beschreven, die is opgesteld conform NEN-EN ISO 9972.
7. De resultaten van de luchtdoorlatendheidsmeting moeten omgerekend en vergeleken worden met de qv;10-waarde uit de energieprestatieberekening. Wanneer vanwege de functie van het gebouw geen energieprestatieberekening is opgesteld, moet het resultaat van de meting met de Qv50-waarde (luchtdoorlatendheid per m² schiloppervlak) uit Tabel MAN04.1 te worden vergeleken (zie methodiek).

CN8

Commissioning van de bouwkundige schil: Doorlatendheidsmeting

Het uitgangspunt is dat het gehele volume van een gebouw op luchtdichtheid wordt getest, tenzij is onderbouwd dat dit niet mogelijk is en er teruggevallen moet worden op een steekproef (in een deel van het gebouw).
anneer, vanwege de specifieke situatie die in de meetrapportage is onderbouwd, verantwoord kan worden dat een representatieve steekproef gewenst is, kunnen de uitgangspunten in ATTMA TSL2 hoofdstuk 5 worden gebruikt om de steekproef te bepalen.

CN9

Herstelwerkzaamheden

Alle herstelwerkzaamheden van gebreken die uit het thermografie of luchtdichtheidsonderzoek voortkomen worden uitgevoerd op een robuuste en duurzame wijze. Het herstelwerk heeft dezelfde prestaties als het nieuw uitgevoerde werk.

CN10

Deskundig persoon

Voor het uitvoeren van een luchtdoorlatendheidsmeting of thermografisch onderzoek is het van belang dat dit wordt uitgevoerd door deskundige personen. Een deskundig persoon heeft minimaal een afgeronde HBO opleiding op het onderzoeksgebied en kan aantonen dat hij in de laatste drie jaar op drie vergelijkbare projecten een dergelijk onderzoek heeft uitgevoerd.

Gebruikershandleiding

CN11

Gebruikershandleiding

Er is een gebruikershandleiding voor alle gebouwgebruikers aanwezig. De gebruikershandleiding voor niet-technische gebouwgebruikers moet voorzien zijn van:

1. Er is voorzien in een eenvoudige handleiding voor de huurder/gebruiker en niet-technische beheerder van het gebouw met informatie over het gebruik van het gebouw, de installaties en de milieuprestatie van het gebouw.
2. In de handleiding staat een korte beschrijving van het gebouw met de uitgangspunten van het ontwerp, de belangrijkste basisgebouwspecificaties en de gebruikte binnenmilieucriteria. Om zo aan te geven hoe het gebouw zo efficiënt en effectief mogelijk functioneert.
3. In de handleiding staat een introductie en demonstratie van geïnstalleerde systemen en belangrijkste functies, de bedieningselementen en hun interfaces, om ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwd zijn met de werking.
4. Wanneer bij credit Materialen 07 – losmaakbaarheid het punt voor Gebouwpaspoort wordt nagestreefd, moet in de handleiding voor de facility managers worden opgenomen hoe zij deze kunnen inzien.
5. Wanneer bij credit Materialen 07 – losmaakbaarheid het punt voor Gebouwpaspoort wordt nagestreefd, moet in de handleiding voor de facility managers worden opgenomen hoe zij deze kunnen inzien.
6. In de gebruikershandleiding moet een procedure voor het testen van lucht- en waterkwaliteit worden opgenomen, conform de Omgevingswet BAL H15.

criteria

ontwerpfase

Opleverfase

Alle

Met één of meer bewijsstukken, zoals vermeld in hoofdstuk 4.0 BREEAM-NL Bewijsmateriaal, moet worden aangetoond dat het project aan de criteria voldoet.

Alle

Uit de commissioningsrapportage (ontwerpfase) blijkt dat voor de start bouw de commissioningsmanager:

• Een beoordeling heeft uitgevoerd om het ontwerp te toetsen aan de eisen in het Programma van Eisen.
• Actief heeft meegedacht over het hele commissioning proces.
• Advies heeft kunnen geven over het proces van oplevering en ingebruikname van het pand.

De Commissioningsmanager stelt een Commissioningsrapportage op. In de Commissioningsrapportage wordt verslag gedaan hoe de commissioningsmanager het team aanstuurt in het uitvoeren van prestatietesten en de werkzaamheden in de fases voor en na de overdracht.