BREEAM-NL In-Use Utiliteitsbouw v6.1.1

2.2 Gebouw of gebouwdeel certificeren

Voor volledig en representatief weergave van de duurzaamheidsprestatie wordt aangeraden om het volledige gebouw te met BREEAM-NL ln-Use te beoordelen. Als dit niet mogelijk is kan er bij BREEAM-NL In-Use worden gekozen om een gebouwdeel te certificeren, mist dit gebouwdeel voldoet aan de eisen uit paragraaf 2.1.

De afbakening van een gebouwdeel moet helder worden weergegeven in de projectgegevens en moet op basis van een fysieke scheiding worden bepaald (zoals een verdieping of muren). Deze afbakening moet de volledige certificering worden aangehouden en systemen en installaties die nodig zijn om de dit gebouwdeel functioneel te maken of waar gebouwgebruikers gebruik van maken zijn onderdeel van de certificering. Daarnaast moet dezelfde demarcatie voor het onderdeel Asset en Beheer worden aangehouden.

Voorbeeld: Een gebouw met winkels op de begane grond en kantoren op de eerste verdieping, waarbij de verwarming en lift gedeeld worden, wordt gecertificeerd. De opdrachtgever besluit alleen de kantoren op de eerste verdieping te certificeren en de winkels van de certificering uit te sluiten. Om de demarcatie duidelijk te maken, moet in de titel van het project expliciet worden vermeld dat het om de kantoren op de eerste verdieping gaat. Daarnaast dient dit in de projectomschrijving te worden verduidelijkt. Voor de beoordeling van de BREEAM-NL In-Use criteria moeten zowel de gebouwinstallaties als de lift worden meegenomen, ook al worden ze gedeeld met de winkels die buiten de demarcatie vallen. Dit is noodzakelijk omdat de installaties essentieel zijn voor de functionaliteit van het gebouw en het faciliteren van de gebruikers.

In het geval dat er een gebouw wordt gecertificeerd met zowel een utiliteitsfuncties (zoals winkels) als woonfunctie (zoals appartementen) dan wordt dit gebouw behandeld als gebouwdeel en moeten de gebruiksfuncties worden beoordeeld met de richtlijn die hierop van toepassing is.